„Kerkleiders mogen geen haantje spelen”
Een bescheiden applausje stijgt op voordat managementadviseur Ben Tiggelaar in de aula van Congrescentrum De Pijler in Lelystad het woord neemt. Tiggelaar treedt er op als gastdocent voor „kerkleiders” die het reilen en zeilen in hun gemeente willen veranderen, maar aarzelen over de aanpak. „Als de gemeente een ontvangstcomité voor nieuwkomers wil, moet u dat als predikant positief ondersteunen. Anders werkt het niet.”
Daar zitten ze dan: de honderd deelnemers aan de tweede landelijke studie- en praktijkdag kerkleiderschap in ”De Pijler” in Lelystad. Ze zijn predikant in uiteenlopende gemeenten -van baptist tot hervormd-gereformeerd-, voorganger, oudste, jongerenwerker of regiomanager bij een christelijke zorginstelling. Eén ding hebben ze gemeen: allen hebben in hun werk continu te maken met mensen, veelal met vrijwilligers. Bovendien zijn ze belast met een leidinggevende functie. De studiedag is een uitstekende gelegenheid voor ze om te horen hoe ze die functie het beste vorm kunnen geven.
Volgens adviseur Tiggelaar geven ze met hun bezoek aan de studiedag een blijk van wijsheid. „Als leider heeft u een belangrijke functie. Uw taak is om het gedrag van anderen te beïnvloeden met uw eigen gedrag. Onderzoek maakt duidelijk dat het streven van leiders om bepaalde doelen te realiseren helaas vaak blijft steken in goede voornemens. Worden er plannen uitgevoerd, dan merken degenen voor wie ze bedoeld zijn daar vaak weinig van.”
Er is één troost, benadrukt Tiggelaar: effectief verandermanagement en coachend leiderschap zijn onder de knie te krijgen, ook voor leiders in de kerk. Zijn tip voor de aanwezigen: maak de vrijwilligers uit je omgeving zo veel mogelijk bewust van het onbewuste in hun gedrag en leer hun hun doelen zo veel mogelijk te concretiseren.
Tiggelaar: „Onderzoek wijst uit dat buschauffeurs de neiging hebben ook in hun vrije tijd bij een halte te stoppen, al zijn ze niet in dienst. Ook de mensen uit uw gemeente vertonen dat onbewuste gedrag. Wilt u daar verandering in brengen, maak dan een zo concreet mogelijk actieplan. Mensen met vage voornemens zien hun goede bedoelingen in 96 procent van de gevallen stuklopen, terwijl niet minder dan 20 procent van de mensen die hun voornemens concreet maken succesvol is.”
Tiggelaar, in de congresmap aangeduid als „betrokken christen”, verklapt dat hij slechts zelden optreedt voor een kerkelijk publiek („ik was gisteravond bij voetbalclub Sparta”). De logica achter de dag is er wat hem betreft niet minder om. „Mensen die geld beleggen in het bedrijf van een ander volgen iedere dag de koers om te kijken of hun investering loont. Des te meer aanleiding is er alert te zijn op uw sterke en zwakke plekken wanneer u tijd investeert in de gemeente.”
Het is de aanwezigen uit het hart gegrepen. „Ik wil graag iets toevoegen aan mijn gaven en aan mijn persoonlijke stijl van leidinggeven”, verklaart Jaap Brouwer, docent van een baptistengemeente, tijdens een voorstellingsrondje zijn aanwezigheid. Ook Addie van Dalen, registeraccountant en net terug van een missionair project uit India, zoekt de diepgang op de dag. „Nederland is te doenerig”, vindt hij. „Er moet meer worden nagedacht over leiderschapsstijlen, dat is een voorwaarde voor geestelijke en organisatorische diepgang.”
Ook R. Charmes, directeur van het organiserend Instituut voor Christelijk Leiderschap, schildert voor de aanwezigen het nut van de dag. „U komt hier niet om wat kunstjes te leren, maar om uw coaching te verbeteren. Dat is een voorwaarde voor de groei van het Evangelie. Denk maar aan Mozes, die zich liet corrigeren door Jethro. En wat zegt de Bijbel over Jezus Zelf? Hij onderwees en bemoedigde Zijn discipelen niet alleen, Hij vormde en corrigeerde hen ook.”
„Onze naamsbekendheid neemt toe”, glundert Charmes tevreden, als blijkt dat slechts eenzesde van de belangstellenden ook aanwezig was op de vorige studiedag over kerkelijk leiderschap, in 2003.
Als de deelnemers in kleine groepjes uiteengaan om praktijkervaringen uit te wisselen, komen de knelpunten vanzelf boven tafel. „Hoe kun je”, zo piekert een van hen hardop, „de mensen met wie je in een gemeente of kerkenraad samenwerkt duidelijk maken dat je echt bereid bent die coachende rol op je te nemen? Mensen denken toch vaak: Dat is iemand met ervaring, die weet wel hoe het moet.”
„Het is goed jezelf in dit onderwerp te verdiepen”, meent ds. A. Jonker, een van de aanwezigen uit de gereformeerde gezindte desgevraagd. „Ook in onze kerken ligt het gevaar op de loer dat predikanten, ambtsdragers en gemeenteleden die een taak te vervullen hebben zich ontwikkelen tot haantjes. Dat kan de gemeente schaden.”
De catechese en de huisbezoeken zijn voor de predikant voorbeelden van werkterreinen waarop hij de lessen van het congres in de praktijk kan brengen. „Vooral wanneer je die taken niet alleen uitvoert, maar samen met je ambtsbroeders. Het kan heel wezenlijk zijn je af te vragen hoe een ouderling in zijn ambtswerk als mens tot zijn recht komt. Huisbezoek is geen routinewerk waarmee je een ambtsbroeder zomaar, zonder overleg kunt belasten.”
Het gevaar van solistisch optreden kent de predikant uit eigen ervaring. „Mijn vrouw zei wel eens tegen me: Jij weet alles al precies, je bent alleen nog bezig de mensen in het goede spoor te krijgen. Ook voor een predikant, weet ik nu, is het soms beter even af te wachten met welke initiatieven de gemeente komt.”