Lees de Bijbel niet alleen met jezelf mee maar vooral ook tegen jezelf in
De hermeneutiekbundel van de Theologische Universiteit Kampen legt vragen helder op tafel, wijst wegen om persoonlijk met de Schrift om te gaan, maar roept ook bezwaren op, betoogt prof. dr. A. Huijgen.
Het verschijnen van de bundel ”Gereformeerde hermeneutiek vandaag” markeert een belangrijk moment voor de Theologische Universiteit (TU) Kampen, maar ook voor heel de gereformeerde gezindte. In deze bundel wordt overtuigend betoogd dat we ons niet meer aan hedendaagse hermeneutische vragen kunnen onttrekken. Het is niet langer genoeg om hermeneutiek te definiëren als een set uitlegregels voor de Bijbel. We zullen ons ook moeten bezinnen op hoe ons verstaan van de Schrift werkt.
Het is immers onmiskenbaar dat in de gereformeerde traditie bepaalde Bijbelse gegevens zijn benadrukt (zoals de befaamde ”zwijgteksten”, waarin Paulus vrouwen verbiedt om het woord te voeren in de gemeente), terwijl andere teksten op de achtergrond bleven liggen. Ik ken althans geen reformatorische kerk waar men elkaar met een heilige kus begroet.
Jezelf afvragen welke processen er spelen waardoor teksten worden benadrukt of niet, jezelf eerlijk afvragen welke blinde vlekken je hebt en jezelf confronteren met wat in de Bijbel ongemakkelijk is: dat is hermeneutiek tegenwoordig. In de Kamper bundel is dit besef voluit aanwezig. Dat is winst. Niet iedereen heeft hetzelfde probleembewustzijn, maar geen gereformeerd theoloog kan om de vragen van de hermeneutiek heen en de auteurs van de bundel hebben de bezinning daarop een dienst bewezen.
Culturele verschillen
Soms bestaat de indruk dat het doen aan hermeneutische bezinning noodzakelijk leidt tot acceptatie van vrouwelijke ambtsdragers en homoseksuele relaties en uiteindelijk resulteert in een liberale kerk. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het wel vaak zo is gegaan, maar zo hoeft het niet per se. In het christelijke gereformeerde rapport over homoseksuele relaties, bijvoorbeeld, vindt wel hermeneutische bezinning plaats, maar die leidt niet tot een acceptatie van homoseksuele relaties; wel tot een pastorale insteek. Hermeneutiek baant dus niet als vanzelf het pad naar vrijzinnigheid, al is het oppassen geblazen.
Toch hoeven we voor hermeneutische bezinning niet bang te zijn, althans als we vinden dat prediking ontdekkend moet zijn. Hermeneutische bezinning legt bloot hoe wij onszelf meenemen als we de Bijbel lezen en welke vertekeningen dat kan opleveren. Waar wij het op het eerste gehoor wellicht vrij normaal vinden dat Jezus met de Samaritaanse vrouw spreekt bij de Jakobsbron (Joh. 4), is het in een oosterse cultuur bijvoorbeeld hoogst ongebruikelijk dat een man en een vrouw ‘zomaar’ met elkaar spreken. Culturele verschillen zijn er nu eenmaal, en we zien ze niet vanzelf, juist omdat het culturele verschillen zijn.
De bundel uit Kampen kan dus dienen als een soort wekroep voor de hele gereformeerde gezindte dat hermeneutische bezinning noodzakelijk is.
Vervolgens is de vraag echter hoe de hermeneutische bezinning plaatsvindt. In deze bundel valt het accent vooral op de vorming tot goede Bijbellezers. Dat is een waardevol accent, dat zelfs op een bepaalde manier aansluit bij de bevindelijke traditie: het gaat er niet alleen om dat wij met de tekst bezig zijn en weten wat er letterlijk staat, maar dat we de Bijbel ontvangen als Woord van God, ons laten vormen door de Schriften en uiteindelijk door Gods Geest Zelf. Dat is genade. In weerwil van de soms wat rationalistische vrijgemaakte traditie wordt hier een weg aangewezen van persoonlijke vernieuwing door Gods Geest, een weg van bekering.
Reformatie
Toch roept deze bundel op drie punten bezwaren op. Het eerste punt is de manier waarop er een hermeneutisch raamwerk wordt opgezet om teksten mee te benaderen, een zogenaamde ”tekentheorie”. Dit is eigenlijk een filosofisch raamwerk, dat dan wel toegepast kan worden op theologische inhouden maar toch filosofisch van karakter blijft.
Hier dreigt het gevaar dat de goed gevormde Bijbellezer een gereedschapskist in handen krijgt om de tekst in de vingers te krijgen. Waar is dan het werk van de Heilige Geest? De Bijbel komt zomaar op afstand te staan, als een ingewikkelde tekst, een puzzel die we hebben op te lossen. Zo is de Schrift toch niet.
Liever zet ik in bij de belijdenis dat de Bijbel het levende Woord van de levende God is. ”Woord” is meer dan ”tekst”: het is communicatie, aanspraak. Daarbij past niet de houding van de onderzoekende theoloog die een tekst fileert, maar die van de afhankelijke ontvanger: „Spreek, Heere, Uw knecht hoort!” Anders gezegd: het beloftekarakter van de Schrift geeft de theologische hermeneutiek haar eigenheid. Centraal staan dan niet onze verstaansprocessen, zoals de insteek van deze bundel is, maar Gods spreken. Wij komen er als ontvangers in voor, niet als competente specialisten. Dat wordt in de bundel soms wel gezegd, maar het blijft op de achtergrond staan en functioneert onvoldoende.
De inzet bij de Bijbel als levend Woord lijkt mij nu typisch gereformeerd, waarmee ik overigens niet op een gemakkelijk manier de auteurs wil verwijten dat ze niet gereformeerd zouden zijn. Het valt me wel op dat de auteurs van de bundel wel nadrukkelijk kijken naar manieren waarop de Vroege Kerk de Schriften las, maar minder scherp stellen op de wijze waarop de Reformatie dat deed. Van gereformeerde hermeneutiek hoop ik dat ze minstens zo onder de indruk is van de theologie van de Reformatie als van de hedendaagse hermeneutische uitdagingen. Dat zie ik in deze bundel niet; hier ligt huiswerk.
Tegen onszelf in
Dat brengt bij een tweede punt: komt het kritische en weerbarstige karakter van de Schrift nog wel voldoende tot uitdrukking? Zoals Luther al zei, moeten we de Schriften niet alleen met onszelf mee lezen, bevestigend, maar vooral ook tegen onszelf in. En het gaat niet alleen om de vorming van goede Bijbellezers (onderdeel van de heiliging dus), maar eveneens om de vraag of ik in Gods oordeel wel kan bestaan (rechtvaardiging dus), ook met mijn Bijbellezen.
Dat wij de Schrift misverstaan, is niet zomaar een mogelijk risico dat we moeten vermijden, maar de realiteit als God ons de ogen niet opent. Door Gods genade is het misverstaan ook niet weg, maar word ik tegelijk zondaar en rechtvaardige, zowel degene die alles misverstaat en in zijn eigen straatje wil inpassen als degene die door genade Gods stem verstaat. Dat kritische karakter, dat genadekarakter, ontbreekt te veel in de hermeneutiekbundel.
Werkelijkheid
Ten derde: de auteurs van deze bundel willen, in aansluiting bij Abraham Kuyper, onbekommerd gebruikmaken van inzichten uit de geschapen werkelijkheid. Wie garandeert echter dat wat zich presenteert als zo’n inzicht niet feitelijk ‘gewoon’ de hedendaagse culturele voorkeur is? Wat ”schepping” wordt genoemd, is dan eigenlijk de voorkeur van de Nederlander van vandaag: de cultuur geeft dan de kaders aan, waarbinnen de Bijbel ook nog wat mag bijdragen. Zó willen de auteurs van deze bundel het naar eigen zeggen niet, maar ik meen dat er te naïef naar de ”werkelijkheid” wordt gekeken.
Deze bundel is een betekenisvolle stap in een broodnodige bezinning, al roepen de geboden oplossingen tegenspraak op. Ook wie, zoals ik, op gewichtige punten met de auteurs van mening verschilt, kan zich echter niet onttrekken aan hermeneutische bezinning. Bij die bezinning hebben gereformeerde kerken en instituten elkaar hard nodig. Want als er iets duidelijk wordt uit de Schrift, is het wel dat we samen met alle heiligen dienen te verstaan, en dat je afwenden van broeders de kortste weg naar misverstaan is. Zoals de theologen uit Kampen de bezwaren serieus hebben te nemen, hebben anderen de hermeneutische vragen serieus te nemen.
De auteur is hoogleraar systematische theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn. Dit artikel is een bewerking van de lezing die hij hield bij de presentatie van de bundel over hermeneutiek op 29 september in Kampen.