Kerk & religie

Baron van Salgas kwam op galeischip terecht

De voorname baron van Salgas komt als slaaf op een galeischip terecht. Hij is dan al 57 jaar oud. Dertien jaar zal hij in erbarmelijke omstandigheden gevangenzitten. „Lijden is een bijzondere genade; alleen zij die daarin delen, kunnen dat bevatten”, schrijft hij vanuit zijn cel. Dit jaar is het 300 jaar geleden dat hij stierf.

Esther Karels-Boonzaaijer
4 October 2017 16:10Gewijzigd op 16 November 2020 11:37
Kasteel Salgas in Vébron.               beeld Wikimedia
Kasteel Salgas in Vébron. beeld Wikimedia

François de Pelet, baron van Salgas, wordt in 1646 geboren op het kasteel Salgas, in Vébron. Het ligt in het hartje van de Franse Cevennen, een streek waar sinds de Reformatie veel hugenoten wonen. De familie Pelet is protestants. Ze behoren tot de oudste en aanzienlijkste adellijke geslachten van Frankrijk. Vader Claude is kapitein in het leger en François zal in zijn voetsporen treden.

Op 32-jarige leeftijd trouwt hij met een adellijk meisje. Het leven lacht hem toe: rijkdom, carrière, aanzien, huiselijk geluk. Zoals hij later zal schrijven geniet hij op gepaste wijze van alle geneugten van het leven. Niets wijst erop dat deze beschaafde en in de wijde omtrek geliefde edelman compleet geruïneerd en diep vernederd zal worden, om zich juist dan als een getuige van Gods genadige voorzienigheid te ontpoppen.

Zwarte lijst

De regering van koning Hendrik IV heeft een periode van rust ingeluid voor de hugenoten. Dat verandert radicaal als zijn kleinzoon Lodewijk XIV het Edict van Nantes intrekt. Nog in datzelfde jaar zweren in de parochie Vébron maar liefst 622 personen hun geloof af, onder wie de familie Pelet met hun personeel. Het gereformeerde kerkgebouw wordt met de grond gelijkgemaakt.

Het regime van Bâville, de intendant van de koning in de regio, is genadeloos. Het minste of geringste, het zingen van een psalm bijvoorbeeld, kan je martelingen, eenzame opsluiting of de doodstraf opleveren. Wat dat betreft is het niet anders dan in Noord-Korea nu. Salgas is met zijn afzwering een zogeheten „nieuwbekeerde” geworden: uiterlijk rooms-katholiek, maar in zijn hart nog protestants. Hij bezit uitgestrekte landerijen en twee kastelen en heeft veel verantwoordelijkheden in de streek die hij niet zomaar kan opgeven. Hij mag dan het protestantse geloof hebben afgezworen – zijn naam prijkt wel op de zwarte lijst van „dubieuze” edelen. „Salgas: verstandig, houdt de schijn op, maar kan gevaarlijk worden”, staat er als aantekening bij zijn naam.

Eén broer van François heeft niet getekend. Hij weet naar Duitsland te vluchten en sluit zich aan bij het leger van de Prins van Oranje. Ook Lucrèce de Brignac, de tweede vrouw van Salgas, heeft niet getekend. Er komt een brief: zij moet haar geloof afzweren of ze zal gevangengenomen worden. Ds. Bion, die haar later in Genève bezoekt, schrijft: „Zij sloot zich op in haar kamer en smeekte God om in haar hart te leggen wat zij moest doen. Zij voelde toen een sterke berusting om alles te verlaten: vaderland, bezittingen, ouders, man en kinderen.”

Als haar man op jacht is, zadelt ze een van de snelste paarden en rijdt naar Genève. Salgas is buiten zichzelf van verdriet en verontwaardiging. Hij stuurt nog een dertigtal vazallen achter haar aan, tevergeefs.

Dit gaat zijn naam geen goed doen. Daarom licht hij direct Bâville in om verdere problemen te voorkomen. In deze periode worden ook hun kinderen uit huis gehaald en in kloosters en jongenspensionaten geplaatst.

Camisarden

De hugenoten vormen zo aan het begin van de achttiende eeuw legertjes om zich te verdedigen. Ze noemen zich camisarden. Je moet in de Cevennen zijn geweest om enigszins te begrijpen hoe zij konden opereren en zich schuilhouden.

De camisarden accepteren niet dat er zo veel protestanten laf zijn. Op een avond staat er een legertje voor de poort van het kasteel: Salgas moet mee naar een protestante kerkdienst. Zo willen ze hem dwingen om voor zijn geloof uit te komen. Als gevolg daarvan moet hij zich melden bij een katholieke superieur in de provincie, Montrevel. Deze ontvangt hem met alle egards, maar heeft inmiddels al de kapitein van een galeischip ingelicht dat deze binnenkort een belangrijke edelman als galeislaaf kan verwachten.

Het gesprek met Montrevel gaat helemaal niet over geloofszaken, maar over gebrek aan trouw aan de koning. Op dat punt valt Salgas niets te verwijten. Toch wordt hij spoedig na dit gesprek gevangengenomen. Een „serieus” proces volgt, er verschijnen nota bene 28 getuigen. De afloop staat echter al vast: levenslange galeistraf, zijn bezittingen verbeurd verklaard en verwoesting van zijn kastelen.

De Zonnekoning, Lodewijk XIV, bemoeit zich persoonlijk met de veroordeling. Die Salgas zal wel aan de wieg hebben gestaan van de opstand in de Cevennen. Zijn veroordeling moet de rest van de onbetrouwbare adel voldoende schrik aanjagen. Men kon zich in die tijd namelijk niet voorstellen dat het gewone volk een succesvolle opstand teweeg kon brengen – daar moest de adel achter zitten.

Twee kettingen

Op het galeischip krijgt Salgas een extra strenge behandeling: twee in plaats van één ketting en een persoonlijke bewaker die al zijn bewegingen volgt. „Ik kon nog niet met mijn ogen knipperen”, schrijft hij.

Na een afmattende tocht van dertien maanden komt de hugenoot meer dood dan levend in een ziekenhuis voor gevangenen terecht. In een brief aan zijn vrouw schrijft hij over deze periode: „Ik kon mij nooit omkleden, ik at ongedierte en sliep half in het water”. Maar ook: „God is het Die mij kastijdt, want ik heb Hem beledigd met al mijn menselijke overwegingen. Hij heeft mij rechtvaardig geslagen en liet mij zien dat ik niets was, toen ik dacht dat ik iets was. (…) Hij wil mij echter troosten met de bijzondere gave van lijdzaamheid.”

Aan het eind van deze brief staat dat hij niets anders wenst dan God te dienen, zijn dagelijks brood te eten en naar zijn vrouw te mogen gaan om in haar nabijheid te sterven. Zijn gevangenschap duurt echter nog twaalf lange jaren, die hij voornamelijk in een kale, eenzame cel doorbrengt. Wel wordt hem het schrijven en ontvangen van brieven toegestaan: lichtpunten in een duister bestaan.

Ondertussen worden vanuit Londen, Berlijn, Holland en Denemarken smeekschriften geschreven om Salgas vrij te krijgen. Pas met de dood van Lodewijk XIV komt daarin een doorbraak. In oktober 1716 kan de oude hugenoot de gevangenis verlaten. Nog geen jaar later zal hij in Genève, omringd door zijn geliefden, overlijden.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer