Roman over Mary Anning stelt vragen over natuurwetenschap en geloof
Veel is er de laatste tijd geschreven over schepping en evolutie. Ideeën die christenen jarenlang hadden, worden door nieuwe ideeën vervangen. In die zin is het verhaal van ”Opmerkelijke schepsels” heel actueel: de fossielen die Mary Anning begin 19e eeuw vond, zorgden voor allerlei kritische vragen over de visie op de schepping en de Schepper.
In deze door Miebeth van Horn en Elvira Veenings uit het Engels vertaalde roman van de schrijfster van ”Het meisje met de parel” is Mary Anning de hoofdpersoon. Zij is een meisje uit het gewone volk die op het strand in Lyme Regis, Zuid-Engeland, altijd op zoek is naar fossielen.
Ze vindt een bondgenoot in Elizabeth Philpot, een eveneens ongetrouwde vrouw uit de hogere klassen. Ook zij is zeer geïnteresseerd in fossielen. Eerst zijn het vooral ammonieten en gefossiliseerde vissen die ze vinden, maar op een dag vindt Mary een ‘krokodil’, de botten van wat later een ichtyosauriër blijkt te zijn. Vanaf dat moment krijgen de dames steeds sterker het idee dat hun vondst geen krokodil kan zijn – het zal dus een uitgestorven diersoort moeten zijn. Dat is voor velen in hun tijd een onaanvaardbare visie: zou God Zijn schepping niet meer onderhouden, als hij dieren laat uitsterven?
Hoewel Elizabeth en Mary op bepaalde fronten concurrenten zijn, hebben ze elkaar ook nodig, vullen ze elkaar aan en raken ze steeds meer op elkaar gesteld. Mary heeft Elizabeth nodig om de weg naar de wetenschap te vinden. Ze heeft twee ‘beperkingen’: ze is vrouw en van lage komaf. Elizabeth deelt alleen het eerste ‘ongemak’ met haar, maar weet door haar kordate optreden de weg naar de door mannen gedomineerde wetenschappelijke genootschappen wel te vinden. Tegelijk zorgt ze ervoor dat Mary een eerlijke vergoeding krijgt voor de door haar gevonden fossielen. Voor de familie Anning is fossielen ‘jagen’ behalve een interesse ook een noodzakelijk bron van inkomsten. De verkoop van de eerste ichtyosauriër zorgt ervoor dat Mary’s broer naar school kan om een vak te leren.
Als Mary later nog een fossiel van een ander uitgestorven schepsel vindt –dat wat later de plesiosauriër genoemd wordt– wordt ze zelfs tot over de landsgrenzen bekend. Hoewel eerst even betwijfeld wordt of het wel kan kloppen –een soort schildpad met zo’n ontzettend lange nek maar toch zo’n klein kopje– krijgt Mary steeds meer erkenning voor haar werk en gaat het financieel beter met de familie.
Nog altijd zijn er in de natuurhistorische musea in Londen en Parijs fossielen te bezichtigen die Mary Anning gevonden heeft. Vele wetenschappers wisten de weg naar Lyme Regis te vinden. Ook Charles Tyell kwam bij haar langs om fossielen te kopen. Hij was degene die in 1833 zijn boek ”Principles of Geology” publiceerde, waarin hij uitging van het idee dat de vorming van de aarde een zeer langdurig proces is geweest. Een nieuwe visie, die Charles Darwin inspireerde tot zijn evolutietheorie.
Het is knap hoe Chevalier van een verhaal met zo’n weinig tot de verbeelding sprekende plot –twee dames die elke dag naar fossielen zoeken– toch zo’n boeiende roman heeft weten te maken. De discussies met de predikant over de vragen die de vondst van fossielen oproepen, doen soms wat karikaturaal aan. Elizabeth denkt naar aanleiding van het gesprek met haar predikant: „U moet mij geen moeilijke vragen stellen, had hij net zo goed kunnen zeggen.”
In die zin is het onder ogen zien van die ‘moeilijke vragen’ in de kolommen van deze krant winst. Ook al zullen lang niet alle antwoorden in dit ondermaanse gevonden worden.
Boekgegevens
”Opmerkelijke schepsels”, Tracy Chevalier; uitg. Orlando, Amsterdam, 2017; ISBN 978 94 920 8650 1; 336 blz.; € 19,95.