Arme landen niet altijd gebaat bij Chinese investeringen
China investeert fors in de infrastructuur en de grondstoffenwinning in Azië en Afrika. Dat geeft de economieën daar een stimulans, maar leidt ook tot hoge schulden.
Daarbij kan de toenemende afhankelijkheid van China een probleem worden, aangezien de Aziatische grootmacht zelf ook een schuldenprobleem heeft.
Steeds vaker kunnen we lezen over het ”Belt and Road”-initiatief van China. De tweede economie ter wereld is al vele jaren een grote importeur van grondstoffen vanuit landen in Azië, Afrika en Latijns-Amerika. Maar inmiddels is China ook een belangrijke partner van veel van deze landen als het gaat om directe investeringen in de infrastructuur, de exploitatie van grondstoffen en de financiering daarvan.
De ”belt” (gordel) betreft een moderne variant van de oude handelsroute over zee van China naar Europa, over de Indische Oceaan. De ”road” is de aloude zijderoute door Centraal-Azië, maar dan in een nieuw jasje; de kamelen zijn vervangen door spoor- en snelwegen. En ook bouwen de Chinezen, samen met lokale partijen, vliegvelden en stuwdammen, leggen ze pijpleidingen aan en wordt er geïnvesteerd in de mijnbouw.
Het gaat om grote bedragen, die deels worden gefinancierd door China, maar waar de betrokken landen zelf flink aan moeten meebetalen. De overheidsfinanciën van deze landen zijn echter niet altijd even sterk. De belastinginkomsten zijn gering en eventuele inkomsten uit grondstoffenexport vertonen nogal eens grote schommelingen.
Tanzania bijvoorbeeld investeert fors in de exploitatie van onderzeese gasvelden voor de kust, maar de projecten lopen vertraging op door de gedaalde energieprijzen. Ondertussen ziet het land wel de tekorten op de lopende rekening van de betalingsbalans en op de overheidsbegroting oplopen door de import van kapitaalgoederen die voor de investeringen nodig zijn. Gerekend wordt op een herstel van de gasprijs, waardoor de investeringen uiteindelijk winstgevend zullen zijn. Maar als de prijzen op de grondstoffenmarkten onverhoopt toch weer dalen, worden de investeringen minder lucratief.
Waar de situatie in Tanzania nog houdbaar is, kampt Laos met tekorten die als zeer risicovol worden omschreven. Het Zuidoost-Aziatische land bouwt waterkrachtcentrales, die op termijn veel exportinkomsten zullen opleveren doordat ze voorzien in de energiebehoefte van de buurlanden Thailand en Vietnam.
Tegenover deze verstandige projecten staat echter de aanleg van een spoorlijn dwars door Laos, met veel bruggen en tunnels, die het zuiden van China verbindt met Thailand. Die kost zo’n 6 miljard dollar (5,1 miljard euro). Het grootste deel betaalt China, maar de 30 procent die Laos moet opbrengen, drukt zwaar op de begroting van het arme land. Daarbij kan getwijfeld worden aan het nut van de spoorlijn. De enige andere spoorlijn in Laos wordt niet met de nieuwe lijn verbonden. De infrastructuur zou meer gebaat zijn bij investeringen in het gebrekkige wegennet.
Behalve Tanzania en Laos zijn Pakistan, Sri Lanka en Ethiopië voorbeelden van zwakke landen die zich dreigen te vertillen aan de op zich nuttige investeringen.
Maar de kritiek op de Chinese investeringsdrang richt zich niet alleen op de financiële consequenties. Een gevaar is ook dat de betrokken landen sterk afhankelijk worden van de ontwikkelingen in China. Niet dat China zijn handen zal willen aftrekken van de projecten, daarvoor hecht het er te veel waarde aan. Maar het kan gedwongen worden de landen minder gunstige financieringscondities op te leggen als het misgaat in eigen land.
De Chinese economie is allerminst gezond doordat het land de schuldenlast bij onproductieve staatsondernemingen en lagere overheden veel te sterk heeft laten oplopen. Vorige week nog waarschuwde kredietbeoordelaar Standard & Poor’s voor dit gevaar en verlaagde de rating van de Chinese overheidsschuld.
Vooralsnog lijken de Chinese autoriteiten in staat om een financiële crisis te voorkomen. De kans dat het fout gaat, neemt echter toe en daarmee ook de risico’s voor de landen die zich van China afhankelijk hebben gemaakt.
De auteur schrijft op freelancebasis over ontwikkelingen in de wereldeconomie.