Conferentie Evangelische Alliantie 1867 even aan vergetelheid onttrokken
Anderhalve eeuw geleden was het een grootse gebeurtenis in Amsterdam: de conferentie van de internationale Evangelische Alliantie. Toch ging de bijeenkomst niet de geschiedenisboeken in.
De doopsgezinde Singelkerk in Amsterdam zat afgeladen vol toen daar op 4 april 1866 een lokale voorbereidingsbijeenkomst was voor de conferentie die er een jaar later zou plaatshebben. Die bijeenkomst, van 18 tot en met 27 augustus 1867, vond grotendeels plaats in de inmiddels afgebroken Parkzaal. Tijdens een symposium van MissieNederland, het Reveil-archief en het seminarie van de Unie van Baptistengemeenten, gisteren in de Singelkerk, werd er teruggeblikt op het congres van 1867. Deze keer voor een gehoor van zo’n vijftig belangstellenden.
Onderzoeker Ardjan Boersma van de Universiteit Leiden, die de herkomst van de afgevaardigden in kaart bracht, stelde dat er vanuit de volle breedte van het protestantisme in Nederland mensen aanwezig waren op het congres. De meeste afgevaardigden waren hervormd. „Zo’n dertig van hen waren betrokken bij de Confessionele Vereniging. Het ging om politici, grootgrondbezitters en predikanten. Een ander deel was ethisch-irenisch.” Ook waren er doopsgezinden, lutheranen, hernhutters en gasten uit afgescheiden kerken.
Niet in de boeken
Ds. Jan Wessels, voorzitter van MissieNederland, concludeerde dat de meest gangbare boeken over kerkgeschiedenis niet reppen van het congres. M. E. Kluit, auteur van een in 1936 verschenen handboek over het Reveil, schreef er wel over, zo zei historicus prof. dr. Fred van Lieburg. Kluit typeerde de conferentie als het einde van het Reveil in Nederland. „Dat was framing”, aldus Van Lieburg. Feit is dat er nauwelijks een vervolg op de bijeenkomst kwam.
Een lastig punt was dat er in die tijd in West-Europa al heel veel georganiseerd was op kerkelijk gebied, concludeerde Boersma. Er was eigenlijk geen specifiek terrein waarop de Evangelische Alliantie zich kon richten zonder door een kerk, Bijbel- of zendingsgenootschap van concurrentie te worden beticht. Uiteindelijk richtte de internationale organisatie zich daarom vooral op het bijstaan van vervolgde protestanten in landen als Spanje en Italië.
Twee egodocumenten bieden een verrassend inkijkje in de conferentie van 1867: het dagboek van de Amsterdamse patriciër Maurits Jacob van Lennep en gepubliceerde brieven van Jansje Wormser. Haar vader was in Amsterdam voorganger van een afgescheiden gemeente. In het dagboek van Van Lennep staan ontmoetingen beschreven tussen J. H. Gunning jr. (1829-1905) en een Duitse gast van de conferentie. Van Lennep beschrijft hoe het huiselijke leven eraan toeging met de twee bezoekers, inclusief details over de eetgewoonten.
Briefwisseling
Jan Peter Verhave publiceerde in 2000 een boekje over het leven van de afgescheiden voorganger J. A. Wormser en zijn gezin. Uit een briefwisseling die de jongste dochter onderhield met naar Amerika verhuisde geloofsgenoten blijkt hoe zij de conferentie beleefde. Ze zat dicht bij het vuur: niet alleen had ze à raison van een rijksdaalder een kaartje voor alle openbare bijeenkomsten bemachtigd, ook logeerde de afgescheiden hoogleraar A. Brummelkamp met zijn tweede vrouw bij de Wormsers. Jansje spreekt van „een onvergetelijke reünie”, waar ze vele bekenden ontmoette. En wat haar nog meer verbaasde: waar de afgescheidenen twintig jaar eerder verketterd en uiteengejaagd werden in Nederland, konden ze nu in vrijheid bijeen komen. Ze hoorde respectvolle opmerkingen over haar vader en concludeerde verwonderd: „We worden met respect bejegend.”