Wereldwijde CO2-uitstoot stabiel
De wereldwijde CO2-uitstoot bleef vorig jaar, net als in 2015, stabiel. Daarvoor was sprake van een jarenlange stijging van de uitstoot van het schadelijke broeikasgas, blijkt uit een rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL).
De onderzoekers schrijven de stabilisatie toe aan een lager gebruik van kolen voor de opwekking van elektriciteit en door de groei van het aandeel hernieuwbare elektriciteit, zoals zonne -en windenergie.
De wereldwijde uitstoot van alle broeikasgassen tezamen groeide in 2016 wel, met 0,5 procent. Dat komt volgens het planbureau vooral door een hogere uitstoot van andere broeikasgassen dan CO2, zoals methaan en lachgas. Vooral methaan heeft een flink aandeel in de totale uitstoot. Het wordt vooral veroorzaakt door de productie van fossiele brandstoffen, vee en de rijstproductie.
De vijf landen met de hoogste uitstoot van broeikasgassen zijn de Verenigde Staten, Rusland, China, Japan en India. Toch liet alleen laatstgenoemde vorig jaar een forse groei zien, met bijna 5 procent. In Rusland en de Verenigde Staten werd rond de 2 procent minder schadelijke broeikasgassen uitgestoten. Ook in Japan (min 1,3 procent) was sprake van een daling. China en Europa bleven volgens het PBL min of meer stabiel.
In een reactie zegt Joris Wijnhoven, campagneleider klimaat en energie bij Greenpeace Nederland: „Deze mondiale cijfers laten zien dat we niet alleen van fossiele brandstoffen af moeten, maar ook de productie van vlees en zuivel flink moeten terugbrengen om ontwrichtende klimaatverandering, waar Irma, Harvey en Maria een voorbeeld van zijn, tegen te gaan. Sinds het Klimaatakkoord van Parijs zijn al twee jaar weggetikt, terwijl echte maatregelen uitblijven. Europa moet, met Nederland voorop, het voortouw nemen.”
Het PBL-rapport geeft geen specifieke cijfers over Nederland. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) maakte eerder deze maand bekend dat de uitstoot van broeikasgassen in ons land vorig jaar 1 procent hoger lag dan in 2015. De stijging kwam voor rekening van de chemische industrie, waar meer bedrijvigheid was, en het toenemende verbruik van aardgas voor de verwarming van woningen en kantoren.