Geestelijke vrucht
Efeze 1:5a
„Die ons tevoren verordineerd heeft tot aanneming tot kinderen, door Jezus Christus in Zichzelf.”
Vanwege de verdienste heeft de Vader Jezus zo intens lief dat Hij ter wille van Hem ook ons liefheeft. God heeft ons uitverkoren tot de rang van Zijn kinderen. Hij bestemde ons tevoren. Hij riep ons, nam ons aan, rechtvaardigde en verheerlijkte ons.
We worden er hier aan herinnerd dat het doel van onze gehele rechtvaardiging is dat de glorie van Gods welwillendheid, waaraan te danken is al wat er aan goeds in ons is, in ons verheerlijkt zou worden. Opdat over ons gezongen kan worden: „Groot is de Heere en hoog te loven in onze stad van God op Zijn heilige berg. Een prachtige streek, die de hele aarde verheugt” (Psalm 48:2v). En: „Hoe lieflijk zijn Uw woningen, o Heere der heirscharen…” (Psalm 84:2). Immers: waardoor zal God in ons zowel met meer klaarheid gekend worden als glorierijker verheerlijkt worden, dan wanneer de liefde in ons de belangrijkste plaats inneemt en haar kracht betoont om allen te dienen? Daardoor gedragen wij ons als goeden jegens wie dan ook en vertonen in alles het beeld van de allerhoogste Vader. Vandaar dat de heiligen in de Schriften vergeleken worden met een boom, geplant naast waterbeken, die op zijn tijd zijn vrucht geeft. Of met een altijd groenende palmboom en ook met olijfbomen en vruchtbare wijnstokken, ja, met een tuin die allerlei soorten van vruchten voortbrengt.
Martin Bucer, predikant te Straatsburg (”De brief van Paulus aan Efeze”, 1527)