Column: Blij met wetenschap!
Zullen wij bang of blij de wereld van de wetenschap ingaan? Deze vraag was het thema van een lezing door professor W. H. Velema toen ik mijn middelbare school verliet om te gaan studeren. Ik herinner me vooral zijn innemende glimlach. Die wekte toch geenszins de indruk dat ons alleen gevaar te wachten stond. Natuurlijk was er ook reden om bang te zijn, maar toch was hij hoopvol.
Of hij erg optimistisch was over de vooruitgang die wetenschap mogelijk maakt, weet ik niet meer. Wel dat hij deze tekst uit de Hebreeënbrief citeerde: „Nu zien wij echter nog niet dat Hem alle dingen onderworpen zijn, maar wij zien Jezus met heerlijkheid en eer gekroond.” Uiteindelijk geen reden voor angst dus.
Maar blij worden heeft wel tijd nodig. Ik zie dat terug in mijn eigen leven. Bij mijn eerste sollicitatie in de wereld van de wetenschap en medische techniek was het meteen raak. De heren tegenover mij keken fronsend naar mijn CV. Ze vertelden dat op de afdeling neonatologie weleens beslissingen werden genomen waar ik als christen moeite mee zou kunnen hebben. En wat ik daarvan dacht?
Ik had hier nooit meer aan gedacht, als ik er niet recent wat van teruggehoord had. Het was tijdens een congres van klinisch fysici, waar ik een oude bekende ontmoette, een broeder die werkt in een ander ziekenhuis. ’s Avonds dronken we samen een glas op veilige afstand van de feesthoudende menigte. Mijn collega vertelde dat hij vijftien jaar geleden gebeld was door collega’s, in lichte paniek, over een sollicitant met wie ze geen raad wisten. Die is toch van jouw soort? Wat moeten we in vredesnaam met deze gereformeerde somberaar? Blijkbaar was de les van Velema niet bij mij blijven hangen.
Dit verhaal illustreert dat de reserve waarmee in de gereformeerde gezindte naar wetenschap wordt gekeken behoorlijk fors is. Bevinding en academie gaan moeilijk samen. Dat drukt een stempel op scholieren die gaan studeren. Nu zijn er honderden redenen te bedenken waarom deze reserve hout snijdt. Maar daar gaat het mij nu niet om. Er is ook een christelijke traditie waarin geloof en denken elkaar heel goed verdragen. Kunnen we het daar eens wat vaker over hebben?
Mijn favoriete voorbeeld is de Fransman Blaise Pascal. Toen ik in Utrecht promoveerde, ‘moest’ iedereen zijn computer de naam van een Belgisch biermerk geven, maar ik koos ervoor mijn computer Pascal te noemen. (Ik denk nu: was dat wel zo handig?) Pascal leverde een baanbrekende bijdrage op drie verschillende terreinen: wiskunde, natuurkunde en theologie. Als een van de eersten realiseerde hij zich dat we af en toe ook een grens moeten trekken tussen die terreinen. In de natuurwetenschap kunnen we God niet vinden. Maar dit verhinderde hem niet om op een creatieve manier wetenschap te bedrijven. Hij ontwierp de eerste rekenmachine, om het leven van zijn vader, die belastinginspecteur was, te vergemakkelijken. Hij stuurde zijn zwager met een buis kwik de bergen op om vast te stellen of de luchtdruk afhangt van de hoogte.
Wetenschap geeft ons inzicht in de werkelijkheid. Van de kennis die wij hebben, konden onze voorouders alleen maar dromen. Dankzij de natuurwetenschap weten we dat de Schepper een beetje ‘links’ was toen Hij de wereld schiep. Denk bijvoorbeeld aan aminozuren, die altijd linksdraaiend zijn.
Er zijn werkelijk zo veel voorbeelden te noemen van fascinerende wetenschap. De vogels vinden hun weg dankzij het magnetische veld van de aarde. Wie zijn wij dat we dit allemaal mogen weten? Profeten en apostelen voor ons hebben Gods stem vernomen. Niemand zal durven beweren dat wij meer over God weten dan zij. Maar zij wisten niets van elektronen en DNA. Terwijl hun wereld er even goed vol mee was.
En al die kennis kunnen we ook nog eens gebruiken om ons leven te verlichten. Orkanen zijn vreselijk, maar dankzij onze satellieten weten we wel dat ze eraan komen en wanneer en waar ze zullen arriveren. Ziekenhuizen zijn ontstaan dankzij de christelijke naastenliefde, uniek in de antieke cultuur. Medische technologie –de rekenmachine van Pascal werd een computer– heeft ervoor gezorgd dat je met prostaatkanker oud kunt worden. Het een staat niet los van het ander.
Zullen we bang of blij zijn in deze wereld?
Aart Nederveen werkt als klinisch fysicus bij de afdeling radiologie van het Academisch Medisch Centrum (AMC) in Amsterdam. Reageren? rubriekforum@refdag.nl.