Notitie GG: Doop van kind uit voorhuwelijkse relatie niet nodeloos uitstellen
De doop van een kind dat uit een relatie van twee kinderen onder de achtien jaar wordt geboren, mag niet nodeloos worden uitgesteld. Eventueel moeten grootouders de verantwoordelijkheid voor een christelijke opvoeding op zich nemen.
Dat adviseert het deputaatschap kerkrecht van de Gereformeerde Gemeenten (GG). Het deputaatschap bezon zich op het onderwerp op verzoek van de generale synode en kwam met een notitie met pastorale handreikingen voor kerkenraden. Ouderling J. T. van den Berg (Nunspeet) vat in het donderdag verschenen nummer van De Saambinder, officieel orgaan van de GG, de inhoud samen.
De synode vroeg om advies vanwege het overheidsbesluit dat mensen onder de achttien jaar niet mogen trouwen; een reactie op de huwelijksdwang en kinderhuwelijken die voorkomen onder allochtone minderheden. „In het verleden bestond deze leeftijdsgrens ook al, maar had de minister van Justitie de mogelijkheid hiervan ontheffing te verlenen „om gewichtige redenen.” Deze mogelijkheid is nu vervallen”, schrijft Van den Berg.
Uitgangspunt van de GG is dat de nieuwe wetgeving dient te worden gehoorzaamd. „Dit betekent dat ook in het geval van een zogenoemd ”gedwongen huwelijk” tot het achttiende levensjaar van beide huwelijkspartners, geen huwelijk (meer) kan worden gesloten.” Tegelijk vindt het deputaatschap dat op Bijbelse gronden „aan vormen van samenwonen nimmer kerkelijke medewerking” mag worden verleend. „Dit betekent dus dat de ouders gescheiden zullen moeten blijven leven en een van beide, veelal de moeder, de zorg voor het kind op zich zal moeten nemen.” Een huwelijk kan pas na het bereiken van het achttiende levensjaar van beide ouders worden gesloten.
Doop
De doop van een kind uit een relatie van een jongen en een meisje jonger dan achttien jaar mag niet nodeloos worden uitgesteld, aldus het deputaatschap. „Wanneer uit de relatie, waarbij een of beiden beneden de 18 jaar is, een kind geboren wordt, kan dit kind ook vóórdat er een huwelijk tot stand is gekomen, worden gedoopt, indien iemand de verantwoordelijkheid voor een christelijke opvoeding van het te dopen kind op zich neemt. Dat zouden bijvoorbeeld grootouders kunnen zijn. Ook zou de doopsbediening kunnen worden aangehouden totdat de moeder (die in het algemeen de zorg voor het kind zal hebben), zelf belijdenis des geloofs heeft afgelegd. Dit laatste voor zover dit binnen afzienbare tijd kan geschieden. De algemene lijn behoort immers te zijn dat de bediening van de Heilige Doop niet nodeloos mag worden uitgesteld.” Het deputaatschap onderstreept dat „een pastoraal-ethisch rechte weg” belangrijk is.
Het advies aan de kerkenraden benadrukt ook dat „niet in alle gevallen van zwangerschap in een voorhuwelijkse relatie per definitie op het aangaan van een huwelijk tussen deze jonge mensen moet worden aangedrongen. Heel belangrijk is de vraag of er wel een deugdelijke basis is voor een huwelijk. Als deze er niet is, mag dit niet worden geforceerd. De vraag blijft: is het een huwelijk in de Heere?”