De eerste predikant van Utrecht is een „bedorven papist”
’k Heb ze gelezen en herlezen, de boeken van de Utrechtse hoofdonderwijzer H. J. van Lummel: ”De hopmansvrouw van Utrecht”, ”De smidsgezel van Utrecht” en ”De bijlhouwer van Utrecht”. Op eenvoudige wijze werd er in geuren en kleuren geschreven over de geboorte van de kerk der Reformatie in Utrecht.
Wat ging eraan vooraf?
In tegenstelling tot elders in ons land lag in de stad en de provincie Utrecht het bestuur tot 1529 in handen van een bisschop. Deze bisschoppen trachtten de Reformatie met strenge hand te beteugelen. Nadat Luther door de paus in de ban was gedaan, werd in Utrecht een groot aantal werken van Luther in het openbaar verbrand. Dat gebeurde in augustus 1521.
In diezelfde tijd werd Hinne Rode –leermeester van Jan de Bakker– ontslagen als rector van de school van de Broeders des Gemenen Levens omdat hij van „lutherij” werd verdacht. De aanpak van reformatorisch gezinden werd niet minder streng toen in 1529 de koning oppergezag kreeg. In 1533 werd Jan Cornelisz Winter in Utrecht gevangengenomen en onthoofd. Hij was eerder pastoor in Hoorn, werd in een vroeg stadium voor de reformatorische leer gewonnen en was daarom al meerdere malen gevangengezet.
Deze marteldood weerhield de aanhangers van de Reformatie niet om in datzelfde jaar hagenpreken te organiseren rond Utrecht, waarbij Jan Arentsz en Peter Gabriel voorgingen. Er kwamen hoorders van wijd en zijd op af. Een vrouw die een van de hagenpredikers onderdak verleende, moest dit met de dood bekopen. Ook vond in datzelfde jaar een beeldenstorm plaats, waarvan in de Dom de sporen nog zichtbaar zijn. Tien dagen is toen de Jacobikerk aan de gereformeerden toegewezen geweest, maar Margaretha van Parma vernietigde dit besluit.
Toen Alva in 1568 naar Utrecht kwam, werden er van de beeldenstormers 65 personen geëxecuteerd. Ondanks de toenemende anti-Spaanse houding onder de Utrechters bleef Utrecht in 1572 achter toen de ene stad na de andere zich voor de Prins verklaarde. Dat zat ’m vooral in de vroegere strijd tussen de bisschop van Utrecht en de graven van Holland.
Hoe kreeg de Reformatie in Utrecht gestalte?
Toen ook Utrecht in 1577 Willem van Oranje als stadhouder erkende kwamen de gereformeerden in een schuur buiten de stad samen. Dit veranderde toen Petrus Datheen in 1578 naar Utrecht kwam om te helpen bij de gemeenteopbouw. Hij zorgde ervoor dat er een kerk voor de gereformeerden beschikbaar kwam: de kerk van het Minderbroederklooster. Dat klooster werd overigens reeds in 1581 gesloopt, omdat er inmiddels meerdere kerken ter beschikking van de gemeente waren gekomen.
Hoe groot was de gemeente in de beginjaren?
In maart 1579 werd er voor het eerst avondmaal gehouden. Daaraan namen 181 gemeenteleden deel. We mogen ervan uitgaan dat de totale gemeente niet veel groter was dan rond de 400 personen. Dat aantal zou allengs gaan groeien.
Wie was de eerste predikant?
De eerste predikant was Hubert Duifhuis (1515-1581). Hij was in 1574 als priester vanuit Rotterdam naar Utrecht gekomen en had de Jacobikerk als standplaats. Hij ging een heel eigenzinnige weg. Als pastoor reeds. Hij preekte op erasmiaanse wijze en was in het geheim met zijn huishoudster getrouwd geweest. Bij zijn komst naar Utrecht was hij weduwnaar.
In 1578 vroeg hij aan de stedelijke overheid of hij op gereformeerde wijze zijn ambtelijk werk mocht vervolgen. Na enige tijd van onzekerheid dienaangaande kreeg hij toestemming. Aanvankelijk werden de gereformeerde diensten in de Jacobikerk zelfs afgewisseld met rooms-katholieke.
Duifhuis stelde zich niet onder een kerkenraad en wenste van geen synodebesluiten te weten. Hij zag daar als het ware een ‘pauselijke’ inmenging in. Aan catechismusprediking begon hij niet. Hij zei dat de Bijbel zijn catechismus was. Tuchtoefening zag hij ook als een erfenis van Rome. Trouwens, Judas nam toch ook deel aan het eerste avondmaal? Het straffen van misdadigers achtte hij een kwestie voor de overheid. Dat gold ook de armenzorg. De stedelijke overheid stond aan zijn kant.
Degenen die onder de gereformeerde kerkorde wensten te staan noemden Duifhuis „een bedorven papist, libertijn of regten Swenfeldianer” (Schwenckfeld was een geestverwant van dopersen zoals Thomas Müntzer en Andreas Karlstadt). We zouden hem –met name vanwege zijn kritiek op de calvinistische interpretatie van het leerstuk der verkiezing– een voorloper van de remonstranten kunnen noemen. In ieder geval heeft hij op de bekende vertegenwoordiger van de remonstranten Johannes Uytenbogaert, in Utrecht geboren en getogen, een groot stempel gedrukt.
Hoe ontwikkelde de gemeente zich verder?
Naast Duifhuis –wiens aanhangers duifhuisianen werden genoemd– beriep het consistorie dat verbonden wenste te zijn met het gereformeerde kerkverband in 1579 een tweede predikant in de persoon van Wernerus Helmichius. Aanhangers van deze groep werden ”consistorialen” genoemd. Ze kregen de Janskerk en de Nicolaaskerk tot hun beschikking, twee jaar later ook de Geertekerk en in 1583 de Domkerk.
Helmichius heeft de eerste gereformeerde preek aldaar gehouden. Hij heeft herhaaldelijk tevergeefs geprobeerd om Duifhuis en diens gemeente met de ”consistoralen” te verenigen. In 1586 werd de gemeente met ”duifhuisianen” ontbonden en kwam onder de gereformeerde kerkenraad en kerkorde te staan.
Dit is deel 24 in de serie Reformatie in de Nederlanden. Op 3 oktober deel 25: Sprang-Capelle.