Ouders moeten gepest kind veiligheid en stevigheid bieden
De Week tegen het Pesten is maandag van start gegaan. Met deze keer als thema pesten online. Met de week wil initiatiefnemer Stichting School & Veiligheid aandacht vragen voor het voorkomen en aanpakken van pesten op school. Maar ook wil de stichting de sociale veiligheid in het onderwijs bevorderen.
In 2016 gaf 10 procent van de kinderen in het primair onderwijs aan slachtoffer te zijn geweest van pesten. In 2014 was dat nog 14 procent. Op de middelbare scholen daalde het pesten ook: van 11 procent in 2014 naar 8 procent vorig jaar.
De manier van pesten veranderde vrijwel niet. Zowel in 2014 als in 2016 gaven leerlingen aan dat het pesten voornamelijk persoonlijk gebeurt. Pesten via briefjes, telefoongesprekken of sociale media komt veel minder voor.
Uit de cijfers, vooral als ze vergeleken worden met die uit voorgaande jaren, zou geconcludeerd kunnen worden dat het allemaal wel meevalt met de treiterijen die kinderen moeten ondergaan.
Wie echter bedenkt hoeveel invloed het getreiter op de ontwikkeling van kinderen kan hebben, weet ook dat de vlag absoluut nog niet uitgestoken kan worden.
Er waren tijden dat er over het treiteren van kinderen onderling door ouderen nogal luchtig werd gedaan. Zo van: „Schelden doet geen zeer, slaan veel meer.” Die houding is gelukkig verleden tijd. Want schelden, treiteren en pesten doen wel degelijk zeer. Niet lichamelijk, maar psychisch. De sociale ontwikkeling van een kind dat gepest wordt, verloopt moeizamer dan van een kind dat niet gepest wordt. Door het getreiter van leeftijdsgenoten zondert een kind zich af. Het ontloopt leeftijdsgenoten en zal er alles aan doen op school zo veel mogelijk onzichtbaar te zijn. En dat op een leeftijd dat de vorming van een sociaal netwerk heel belangrijk is.
Voor ouders is het afschuwelijk om te zien dat hun kind gepest wordt. Ze beseffen dat hun zoon of dochter lijdt onder iets waar ze eigenlijk niets aan kunnen doen. Want naar de pestkop stappen om verhaal te halen, is wel het ergste wat ze het eigen kind kunt aandoen. De pesters zullen hierdoor alleen maar aanleiding zien tot meer getreiter. Hoogstens dat ze het nog onopvallender proberen te doen, wat het gepeste kind vervolgens nog angstiger maakt.
De enige instantie die het onderlinge getreiter, voor zover zichtbaar, enigszins kan bestrijden, is de school. En dan vooral in algemene zin. Door de leerlingen duidelijk te maken hoeveel invloed schijnbaar onschuldige pesterijen op een kind kunnen hebben. De meeste pesters weten dat trouwens heel goed, want uit onderzoek blijkt dat veel kinderen die anderen pesten zelf ook voorwerp van treiterijen zijn geweest.
Ouders kunnen niet veel meer doen dan hun kinderen enerzijds veiligheid bieden en anderzijds stevigheid. Veiligheid in die zin dat ze thuis altijd hun verhaal kunnen doen. Stevigheid in de zin dat kinderen niet falen, maar goed zijn zoals ze zijn. Dat klinkt soft, maar de praktijk wijst uit dat deze aanpak veel effectiever is dan de strijd aangaan met de daders van het treiteren.