Pesten gebeurt vooral persoonlijk
De Week tegen het Pesten gaat maandag van start. Het thema deze keer is online pesten. Met de week wil initiatiefnemer Stichting School & Veiligheid aandacht voor het voorkomen en aanpakken van pesten op school. Maar ook wil de stichting aandacht voor de bevordering van sociale veiligheid in het onderwijs.
Scholen zijn sinds 2015 bij wet verplicht om op effectieve wijze pesten tegen te gaan. Ze moeten daarvoor een aanspreekpunt hebben, voor zowel leerlingen als ouders.
In 2016 gaf 10 procent van de kinderen in het primair onderwijs aan slachtoffer te zijn geweest van pesten. In 2014 was dat nog 14 procent. Op de middelbare scholen daalde het pesten ook: van 11 procent in 2014 naar 8 procent vorig jaar.
De manier van pesten veranderde vrijwel niet. Zowel in 2014 als in 2016 gaven leerlingen aan dat het pesten voornamelijk persoonlijk gebeurt. In het basisonderwijs komt persoonlijk pesten (67,4 procent in 2016) meer voor dan in het voortgezet onderwijs (45 procent). Pesten via briefjes, telefoongesprekken of sociale media komt veel minder voor.
Veel leerlingen die pesten, worden zelf ook gepest. Van de kinderen die vaak zijn gepest heeft 15 tot 16 procent ook zelf vaak gepest.
Slachtoffers van pesten denken vaker aan zelfmoord dan hun leeftijdsgenoten. De relatie tussen pesten en suïcidale gedachten is sterker in geval van cyberpesten, dat wil zeggen pesten via internet of de mobiele telefoon.
In bijna 50 procent van de gevallen vindt het cyberpesten plaats tussen leerlingen van eenzelfde school. Bijna 70 procent van de slachtoffers geeft aan offline en online door eenzelfde persoon te worden gepest.
Pesten is na seksualiteit het onderwerp waarover kinderen het vaakst contact zoeken met De Kindertelefoon. In 2015 werden in totaal 25.564 telefoon- en chatgesprekken over dit onderwerp gehouden.