Kerk & religie

Calvinist als lid van het gezin

Aan het begrip calvinisme kleven bezwaren. „Velen zien voorbij aan de historische pluriformiteit die het gereformeerd protestantisme vanaf het begin kenmerkte”, zei dr. W. Janse vrijdag tijdens zijn inaugurele rede aan de Vrije Universiteit.

Kerkredactie
4 June 2004 22:11Gewijzigd op 14 November 2020 01:17
AMSTERDAM – Dr. W. Janse sprak vrijdag zijn inaugurele rede uit aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Als opvolger van prof. dr. W. Balke bekleedt hij de leerstoel geschiedenis der Reformatie. Foto Paul Dijkstra
AMSTERDAM – Dr. W. Janse sprak vrijdag zijn inaugurele rede uit aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Als opvolger van prof. dr. W. Balke bekleedt hij de leerstoel geschiedenis der Reformatie. Foto Paul Dijkstra

„De calvinist was maar één lid van het gereformeerde gezin”, poneerde dr. Janse. „Misschien was er zelfs sprake van een drieling, namelijk Genève, Dordrecht en Edinburgh. Maar andere gezinsleden zagen in Zürich het licht, in Straatsburg, in Zuid-Duitse steden, in Herborn en Bremen, Leiden en Utrecht, Sedan en Samur. Het ontbreken op internationaal niveau van een centrale, gereformeerde instantie die regulerend kon optreden, en de lokaal-politieke omstandigheden droegen aan de inhoudelijke variatie en veelkleurigheid nog bij.”

Dr. Janse, die als opvolger van prof. dr. W. Balke de leerstoel geschiedenis der Reformatie bekleedt, besteedde in zijn oratie ”Grenzeloos gereformeerd. Theologie aan het Bremer Gymnasium Illustre (1528-1810)” aandacht aan het gereformeerd hoger onderwijs in het Duitse rijk, speciaal in Bremen. Het Bremer gymnasium werd een bolwerk van gereformeerd onderwijs. „Via haar faculteiten theologie en recht deed zij in heel gereformeerd Europa van zich spreken.” „Grenzeloos” noemde Janse de actieradius van deze gereformeerde academie. „Kerken en instellingen in heel gereformeerd Europa, ja tot in Noord-Amerika en Oost-Indië, werden voorzien van in Bremen opgeleide predikanten en theologen.”

In totaal studeerden er tussen 1610 en 1810 ongeveer 7680 studenten. „Voor velen rijmde op gereformeerd: geleerd. Wat een lúthers onderwijshervormer de bitse opmerkingen ontlokte: Is iemand calvinist, dan gaat hij door voor geleerd, ook al is het de grootste zot.”

De theologische eigenheid van Bremen uitte zich in het optreden van de Bremer gedeputeerden tijdens de Dordtse synode. Afgevaardigde Martinius bijvoorbeeld verbond een infralapsarische visie met een verbondstheologie en betoogde dat de verkiezing door middel van het genadeverbond geëffectueerd werd en dat Christus niet slechts de uitvoerder, maar ook de auteur en voornaamste oorzaak van de verkiezing is. Martinius kwam daarmee met „volbloed-calvinisten” Gomarus en Lubbertus in aanvaring. Maar het was, volgens Janse, mede aan Martinius te danken dat niet de supralapsarische constructie van Gomarus (met de nadruk op eeuwige besluiten vooraf), maar de christocentrisch getoonzette infralapsarische verkiezingsleer van de Dordtse Leerregels tot gelding kwam.

De Bremer theologen zetten -tot teleurstelling overigens van de remonstranten- hun handtekening onder de Dordtse besluiten, maar de Dordtse Leerregels werden in Bremen niet geapprobeerd. „Bij de grenzen van díé confessie wensten deze gereformeerden geen halt te houden. Jarenlang waren zij voorwerp van synodale en academische discussie in de Republiek. Men vroeg zich daar af of men hun studenten nog wel zonder gevaar naar Bremen kon sturen.”

De Bremer theologen bezaten, aldus dr. Janse, „de flexibiliteit om de ondertekening van een ’grenzeloos’ gereformeerde confessie te combineren met een gereformeerd theologisch onderwijs dat niet bij de confessionele grenzen halt hield en dat onmiskenbaar in gereformeerd Europa een grensoverschrijdende aantrekkingskracht én uitwerking had.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer