Prof. Kater op Haamstedeconferentie: Prediker moet recht doen aan nood van het hart van hoorders
Als een predikant eerlijk is naar zijn eigen hart, krijgt de verdediging van het christelijk geloof vanzelf een aansprekende plaats in de prediking.
Prof. dr. M. J. Kater sprak dinsdagmorgen, op de tweede dag van de Haamstedeconferentie, over ”Het apologetisch element in de prediking”. Apologetiek, antwoord geven op vragen en tegenwerpingen over het christelijk geloof, is een onmisbaar element in de prediking, aldus de hoogleraar praktische theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn.
Worden preken dan niet ingewikkeld of rationeel? Die vraag zegt vooral iets over de vraagsteller, houdt prof. Kater zijn collega-predikanten voor. Apologetiek in de prediking betekent niet dat je je als prediker speciaal richt tot buitenstaanders in de kerk, maar tot je eigen hart omdat het die vragen ook heeft doorworsteld.
Niet eerlijk
Een gevaar voor predikanten is dat ze niet eerlijk zijn naar hun eigen hart, signaleert de christelijke gereformeerde hoogleraar. „Irriteren mensen u soms omdat ze vragen stellen die u wegdrong?” Een ander gevaar is dat voorgangers studeerkamergeleerden worden en niet meer de vragen kennen waarmee hun hoorders in hun dagelijks werk te maken hebben.
De uitwerking van het apologetische element kan echter heel verschillend zijn, zegt prof. Kater er meteen bij. „Gebruik je gave. Als je vanuit je hart een goed woord spreekt over de Koning, is dat net zo goed apologetisch als wanneer je een redenering haarfijn fileert.”
Pijnstillers
Opvattingen van andersdenkenden moeten in de prediking op een eerlijke manier worden weergegeven. „Waar komt het idee van sommige jongeren over de „boze buitenwereld” vandaan?” Algemene uitspraken dat wie in evolutie gelooft „niet goed wijs is”, of dat men „daar tegenwoordig niet meer aan wil”, creeëren afstand. „En deel geen pijnstillers uit als: Je moet er maar veel om bidden.”
Een prediker moet recht doen aan de „nood van het hart” van zijn hoorders, aldus prof. Kater. Daarom is „kennis van het eigen hart in het licht van het Woord” zo belangrijk. Dringen allerlei vragen zich niet op aan je eigen hart? Wie hier heeft het nog nooit moeilijk gehad met God en Zijn weg? Dat is toch niet iets om op af te geven en anderen mee van langs te geven?”
Het is de roeping van de prediker om God ter sprake te brengen, „maar niet als conclusie van een redenering.” De Psalmen laten zien dat God ook de zwijgende God is. „Juist zo doen we recht aan het bestaan van God. Hij roept immers ook de hulproep in ons wakker. Ik word gezien, maar ik zie Hem nog niet.”
Nooit buiten Christus
Spreken over God kan ook nooit buiten Christus om, beklemtoont de hoogleraar. „God blijft een vraagteken als ik met redeneringen tot Hem moet opklimmen.” Dat is belangrijk voor het spreken over Gods eigenschappen, zoals Zijn almacht. „Gods almacht wordt volbracht in de uiterste nood van de Borg aan het kruis.”
Een apart aandachtspunt voor prof. Kater is het apologetische element in de catechismusprediking. „De leerdienst kan aan betekenis winnen als er meer aandacht is voor wat leeft in onze samenleving over religie en het christelijk geloof. Hoe bevrijdend is de inzet in Zondag 1 in een tijd waarin alles lijkt te gaan over zelfpresentatie, zelfontplooiing, en uiterlijke schoonheid.”
Predikanten moeten uitkijken met het mooie voorbeelden en succesverhalen, waarschuwt de hoogleraar als hij Zondag 9 en 10 (over schepping en voorzienigheid) als voorbeeld noemt. Naast de wonderlijke en mooie kanten van de schepping die naar God wijzen, is er ook het lijden. „Er is het vogeltje dat zijn bek openhoudt en gevoerd wordt, maar ook het wormpje dat in de bek verdwijnt. In onze rauwe binnenwereld is er maar één Troost: de verborgen God is onze Heiland.”
Paulus
Ds. K. ten Klooster, hersteld hervormd emeritus predikant, opende de tweede conferentiedag met de eerste van twee lezingen over de apostel Paulus. Hij belichtte hoe Paulus een „model is voor de dienst aan de Heere, een voorbeeld om in elk opzicht na te volgen.”
De bekering van Paulus was in veel opzichten uniek. Toch is de manier waarop God Paulus tot inkeer bracht tegelijk een model voor elke bekering, aldus ds. Ten Klooster. De grondlijn van elke bekering is dat „het leven van de opstanding begint met buigen voor God. Saulus werd neergeworpen. Hij leerde zich kennen als een vervolger van Jezus, hater van God. Hij vluchtte tot Christus met oprecht berouw.”
Dat punt is niet alleen belangrijk voor de hoorders, maar ook voor predikanten zelf, stelt de emeritus predikant. „Is dat grondige werk van de bekering ook in ons hart, ons leven uitgewerkt?”
Hij haalt de puriteinse schrijver Richard Baxter aan: „Zie toe dat het werk van de genade grondig in uw eigen zielen is gewerkt, opdat u niet de genade mist die u anderen aanbiedt.”
Gebed
Ds. Ten Klooster belicht Paulus ook als voorbeeld van een man van gebed. Hij wijst daarbij op de gebeden die een belangrijke plaats innemen in de brieven van Paulus. Die laten zien dat de apostel een intense, biddende en dankende betrokkenheid had op het welzijn en de groei van de gemeenten.
„Onze tijd roept om bidders”, aldus ds. Ten Klooster. „Niet om mensen met gebalde vuisten of opgestroopte mouwen, maar mensen met gevouwen handen. De meest zorgvuldige en exegetisch uitgewerkte preek zal over de hoorders heengaan, tenzij hij het product is van teer, nauwgezet en volhardend gebed.”
Ten slotte belicht de emeritus predikant hoe de apostel een voorbeeld is als verkondiger van het Evangelie. „Het kruis van Christus is het Evangelie dat hij preekt en altijd preekt. U mag hem daarin gerust eenzijdig noemen. Ik hoop dat u dat ook bent.”