Zondevergeving
Johannes 20:22b, 23
„Ontvangt de Heilige Geest. Zo gij iemands zonden vergeeft, dien worden ze vergeven; zo gij iemands zonden houdt, dien zijn ze gehouden.”
Een vorm van zondevergeving in de kerk gebeurt door de priester (dienaar), omdat namelijk deze zondevergeving door de dienst van de geestelijke voltrokken wordt, door de bediening van de heilige doop of de preek, door de goede raad, het uitdelen van het lichaam des Heeren, het gebed, de biecht of het voorbeeld van een heilig leven. Deze zondevergeving komt van de kant van de priesters en komt hun toe naar het woord van onze Verlosser in Johannes 20: „Ontvangt de Heilige Geest. Zo gij iemands zonden vergeeft, dien worden ze vergeven; zo gij iemands zonden houdt, dien zijn ze gehouden.” En ook in Mattheüs 18: „Voorwaar Ik zeg u: Al wat gij op de aarde binden zult, zal in de hemel gebonden wezen; en al wat gij op de aarde ontbinden zult, zal in de hemel ontbonden wezen.” En in Mattheüs 16 zegt Christus tot de heilige Kerk door Petrus: „En Ik zal u geven de sleutelen van het Koninkrijk der hemelen; en zo wat gij zult binden op de aarde, zal in de hemelen gebonden zijn; en zo wat gij ontbinden zult op de aarde, zal in de hemelen ontbonden zijn.” Hier is sprake van de zondevergeving: de eerste uit eigen macht, die alleen God toekomt; de tweede uit wat het dichtste komt bij de eigen macht, die alleen Christus als Mens toekomt, en de derde, de priesterlijke, die alleen de geestelijke toekomt.
Johannes Hus,
predikant te Praag
(”Gelijkenis van de tarwe en het onkruid”, 1414)