Zendeling in boeddhistisch Bangkok
Groot is zijn gemeente niet. Wonen op een zondag 25 mensen de dienst bij, dan is dat veel. „En toch”, zegt Marten Visser, zendeling in boeddhistisch Bangkok, „mogen we ervaren dat de Heere God ons werk zegent.”
Thailand. Het is een land waar zendelingen hard nodig zijn, stelt Visser (33). „Hetzelfde geldt trouwens voor een groot deel van Azië - een land als Zuid-Korea misschien uitgezonderd.”
Hij pakt zijn laptop; toont een wereldkaart. Illustratiemateriaal bij een artikel dat hij vorige maand schreef voor ’s werelds grootste zendingsorgaan, de Evangelical Missions Quarterly. „Neem Afrika. Ik durf te zeggen dat in de meeste landen op dat continent zending minder hard nodig is dan in Nederland. Waarom? Omdat daar al heel wat zendelingen werkzaam zijn en inmiddels vele bijbelgetrouwe christenen wonen. Maar Azië, Thailand: op de kaart zijn ze donkerrood gekleurd. Dáár zijn (pioniers)zendelingen nodig. Thailand is verdeeld in ruim 800 districten. In elk daarvan wonen 70.000 mensen. In 400 districten werkt geen enkele zendeling en is er geen enkele kerk. Wil iemand als zendeling in Algerije gaan werken, dan zeg ik: Doen, dat is nodig. Maar twijfelt iemand tussen Zuid-Afrika en Thailand, dan zeg ik: Ga naar Thailand.” Met een glimlach: „Dus de eerste 400 zendelingen mogen zich bij mij melden.”
In 2000 werd Visser, samen met zijn vrouw Esther (31), door de Gereformeerde Zendingsbond (GZB) uitgezonden naar het Verre Oosten. Voor die tijd was hij, als oprichter en directeur van de stichting Gave, actief onder asielzoekers. Deze stichting bestaat dit jaar overigens tien jaar.
Dat hij zendeling wilde worden, stond al vanaf zijn vierde vast, zegt hij. „Ik ben altijd diep doordrongen geweest van de waarde van het Evangelie. Steeds was er ook de innerlijke drang om dat aan anderen bekend te maken. Daarin is ook mijn familie van betekenis geweest. Zo had ik een oom die zendeling was voor de Gereformeerde Gemeenten, Hielke Visser, die in 1987 door een verkeersongeval in Izi om het leven kwam.”
Rond 1990, aan het begin van zijn studie theologie, werd hem duidelijk wáár hij zendeling wilde worden. „Tijdens een zendingsweekend voor jongeren kwam ik ook mensen uit Thailand tegen. Tijdens een van de gesprekken was het of de Heere God rechtstreeks tot mij sprak: Daar moet jij heen. Dat was zó duidelijk. Vervolgens heb ik daar ook mijn studie op afgestemd.”
Inmiddels is het echtpaar Visser vier jaar werkzaam in Bangkok. Uitgezonden door de GZB, en door deze organisatie uitgeleend aan het Overzeese Zendings Gemeenschap (OZG) - de vroegere China Inland Mission, die in 1865 is opgericht door de bekende Hudson Taylor.
Op dit moment verblijven de Vissers, samen met hun twee kinderen, in Nederland. Een sobere woning in Hilversum is hun tijdelijke onderkomen; op 1 juli hopen ze weer te vertrekken. „Wat ik zo graag zou zien”, zegt Visser, „is dat we in deze verlofperiode de nood van Thailand bij mensen op het hart konden binden. Dat zij zouden gaan zien dat er zo veel werk ligt.”
Drie echtparen hébben intussen „serieuze interesse” getoond, kan hij melden. „Eén stel is nu aangenomen, en zal waarschijnlijk in januari door de GZB worden uitgezonden. De gesprekken met de andere echtparen lopen nog. En in de komende weken hoop ik nog verschillende bijbelscholen in Nederland af te gaan.”
Breed hebben de meeste burgers het, althans, in de wijk in Bangkok waar het gezin Visser woont, niet. De wijk telt zo’n 60.000 inwoners. „De meerderheid heeft vier jaar lagere school, en verdient omgerekend 3 euro per dag.” Armoe troef. Niettemin kon er in de achterliggende jaren een kleine gemeente worden gesticht. Op zondag komt deze samen in het huis van het zendingsechtpaar.
„Onze aanpak is eigenlijk heel eenvoudig”, zegt Visser. „We werken zo veel mogelijk in de stilte, via persoonlijke contacten. We proberen woningen te vinden waar we welkom zijn, waar we mensen kunnen vertellen over de Heere God. En dan: beginnen bij het begin. Schepping, zondeval, het hele Oude Testament. Het verbond met Abraham, de wet, de offerdienst, die heenwijst naar Christus. Om de mensen te laten zien: Er is een kloof geslagen tussen de Heere God en ons. We hebben een Verlosser nodig. Zo kom ik dan, na zes weken, uit bij het Nieuwe Testament. Ik vertel dan dat er een Verlosser gekomen is en dat de Heere God nog mensen verandert, door Zijn Woord en Geest.”
Voor die boodschap is, ook in een volstrekt boeddhistische omgeving, tóch oor, constateert de GZB-zendeling. „We leiden, behalve de zondagse kerkdiensten, nu vijf huiskringen. Veel mensen komen eerder naar een kring dan naar een eredienst. Op een van die kringen kwam op de tweede avond de vraag van een deelnemer: „Als wat u zegt nu waar is, als we God nu moeten aanbidden, hoe moet het dan met de geesten?” Voor alle Thailanders is de geesteswereld zonder meer werkelijkheid. Het antwoord was duidelijk. De volgende avond kwamen er minder deelnemers opdagen, ook omdat de nieuwigheid er wat af was. Toch hoorde ik later van een vrouw dat ze meteen na de eerste avond, de les over God de Schepper, was opgehouden de geesten te vereren. Ze wist het zeker: dat kon niet samengaan. Ook van andere mensen durf ik met zekerheid te zeggen dat zij tot geloof zijn gekomen. Ik merk dat aan hun veranderde manier van leven, aan hun spreken.”
Er is in Thailand openheid voor het Evangelie, bemerkt Visser. „En niet alleen bij de middenklasse. In Bangkok wonen honderdduizenden fabrieksarbeiders, vaak op het terrein van de fabriek waar zij werken. Op een van die terreinen organiseren we, gewoon in de openlucht, een kinderclub. Na afloop daarvan houden we voor belangstellenden nog een bijbelstudie. Het zijn vooral vrouwen die daarop afkomen; dat geldt trouwens ook voor de kerkdiensten. De mannen zitten vaak een eindje verderop: te gokken, te drinken. Toch voel je dat ze luisteren. En wie weet wat dat zal uitwerken?”
De laatste anderhalf jaar hebben veertien volwassenen zich bij de kerk gevoegd: elf vrouwen, drie mannen. Het baart Visser wat zorgen voor de toekomst. „De gemeente is maar een zwak kasplantje. Wie zullen straks het leiderschap kunnen overnemen, als er geen mannen zijn?” Want geleidelijk aan willen hij en zijn vrouw zich wel terugtrekken. „We zijn zendelingen, voorbijgangers. We willen bijvoorbeeld wat meer gaan werken onder de armen in Bangkok. Velen van hen komen uit Isaan, in het noordoosten van Thailand, waar zo’n 20 miljoen mensen wonen. Dorp na dorp is daar nog nooit in aanraking gekomen met het Evangelie. Wat ons voor ogen staat, is de armen in Bangkok het Evangelie te brengen. Waarna zij straks kunnen terugkeren naar hun thuisdorpen - om daar dan hun eigen familie Gods Woord te verkondigen.”
Heeft hij nooit, door moedeloosheid overvallen, met de gedachte gespeeld te stoppen met het zendingswerk? Visser: „Ik kan eerlijk zeggen: Ik voel me in Thailand ontzettend op m’n plek; óók omdat de Heere ons er steeds opnieuw in bevestigt dat dit ons werkveld is. Ik geniet elke dag. En we ervaren het als een zegen dat we vrucht zien. Mensen krijgen de Heere lief.”