Ook in 2017 hóéf je niet Luthermoe te worden
Zomaar ineens doemen ze voor je op, in een van de straten van Lutherstad Worms: vier metalen borden met daarop de sola’s van de Reformatie. ”Sola Scriptura” vermeldt het eerste (of laatste), en achterop: „Alleen op grond van de Schrift.” Vanaf de imposante Sint-Petersdom, rechts, kijkt paus Franciscus lachend toe.
Onwillekeurig vraag je het je af: stel dat Maarten Luther 500 jaar geleden niet te maken zou hebben gehad met paus Leo X, maar met de vriendelijke Franciscus, of diens intellectuele voorganger Benedictus XVI, zou hij zich dan ook zó –vernietigend– over het pausschap hebben geuit?
Ook tijdens het lezen van Luthers werken kan die gedachte je wel bekruipen. „Over dit ene verwonder ik me”, schreef de Duitse kerkhervormer in 1520 in zijn ”Bekrachtiging van alle artikelen van Maarten Luther die door de laatste bul van paus Leo X zijn veroordeeld”. „Waarom zou de hele wereld niet zonder dit primaat kunnen, terwijl ze van het werk en de dienst ervan nooit iets gemerkt heeft en nooit iets kan merken? Want wat is een heerschappij zonder daden, of zelfs met schadelijke daden? Als de Kerk blijft bestaan zonder zijn werk en dienst, zal ze dat ook doen zonder het primaat zelf en zal ze dat ongetwijfeld beter doen. Want het is bijna hetzelfde als wanneer er niemand is, als iemands werk en dienst niets te betekenen hebben. Wat zwetsen de arme stakkers dat er een pausdom moet bestaan om de hele Kerk te besturen, om te voorkomen dat ze hoofdeloos zou zijn zolang ze daardoor bestuurd wordt? Is ze niet hoofdeloos wanneer ze geen beweging of indruk van haar hoofd ervaart, zelfs integendeel? Weg met die vervloekte verzinsels waarmee ze zo veel zielen misleiden en te gronde richten door te spreken over het opperhoofd van de Kerk, terwijl er nergens ook maar een greintje van dat hoofd te zien is. Hoe waar is het wat Petrus zei in 2 Petrus 2: „Gedreven door hebzucht zullen ze u bedriegen met misleidende verhalen.””
Dus: als er in Luthers tijd nu een paus was geweest die níét gedreven werd door hebzucht –zoals Franciscus?– en die géén heerschappij had uitgeoefend „met schadelijke daden”? Het is goed dan nog even verder te lezen in zijn ”Bekrachtiging van alle artikelen”. Onder nummertje 127 neemt de reformator alle eventuele onduidelijkheid weg, als hij schrijft dat hij „zelfs als de heilige Petrus zelf vandaag het bewind voerde in Rome”, zou „ontkennen dat de bisschop van Rome de paus is. De paus is namelijk een verzinsel in de wereld, hij bestaat niet, heeft niet bestaan en zal niet bestaan, maar het is een verzinsel dat hij bestaat. Daarom ontken ik de troon van het beest zonder me erom te bekommeren of de man die erop zit goed of slecht is. Een troon, ik zeg het met klem, die boven alle tronen is, bestaat er niet in de Kerk op aarde, volgens goddelijk recht, maar alle tronen zijn gelijk, omdat er één geloof is, één doop, één Christus, één Vader Die alles in allen bewerkt en Die boven alles, door alles en in alles is, Efeziërs 4. Verder noem ik de decretalen van de paus niet „apocrief”, zoals Wycliff en Hus zouden hebben gezegd, maar „goddeloos” en „tegenstanders van Christus”, alleen geïnspireerd door de geest van de satan, een reden waarom ik ze ook vol vertrouwen heb verbrand.”
Luthermoeheid
Het zogeheten Lutherdecennium, de tien jaar in de aanloop naar de Reformatieherdenking op 31 oktober 2017, begint zijn einde alweer te naderen. Her en der begin je ook een zekere Luthermoeheid te bespeuren. Vraag is overigens waar die vandaan komt. Niet uit te sluiten valt dat de geringe diepgang (of: grote oppervlakkigheid) waardoor een deel van de herdenking(en) zich kenmerkt hier mede debet aan is. Die betreft niet alleen de Lutherpoppetjes, -sokken, -bomen en -braadworst (nog altijd komen er nieuwe attributen op de markt), maar ook de meer inhoudelijke invulling ervan – met de wereldtentoonstelling ”Reformatie. Poorten van de vrijheid” in Luthers eigen stad Wittenberg als een van de dieptepunten. Niet voor niets blijven de bezoekersaantallen van deze openluchtexpositie, met haar grote nadruk op oecumene, interreligiositeit en spiritualiteit, sterk achter bij de verwachtingen die de Evangelische Kerk in Duitsland (EKD) ervan had. Maar ook in Nederland beperken de Reformatiebijeenkomsten en -tentoonstellingen zich nogal eens tot thema’s als ”Vrijheid” of ”Dwars durven zijn”.
Pareltjes
Toch gebeuren er rond ‘2017’ ook mooie dingen, die ervoor zorgen dat je in elk geval niet Luthermoe hóéft te worden. Omdat Luther zo veel te zeggen heeft gehad.
Om daarachter te komen, kun je toch het beste in zijn geschriften zelf terecht. Recent verschenen er in dat opzicht weer enkele parel(tje)s, twee in het Nederlands, één in het Duits.
Wie zo dicht mogelijk bij de bron –Luther– zelf wil blijven, kan het beste terecht in het omvangrijke werk ”Maarten Luther. Band I. Theologische antropologie”, onder redactie van de lutherse hoogleraar prof. dr. Markus Matthias. Echt zo’n boek om ’s avonds laat nog eens uit de kast te halen en dan zin voor zin, woord voor woord, te gaan bestuderen. Bovenstaande citaten over het pausschap zijn bijvoorbeeld uit dit boek genomen. Op de linkerbladzijde is steeds de oorspronkelijke, Latijnse tekst afgedrukt; rechts is de (af en toe wel net iets te populaire) vertaling ervan te lezen. Overigens is het de bedoeling dat er binnen afzienbare tijd nog twee banden verschijnen.
Een stuk minder dik, maar ook mooi is het boekje ”Luther in beeld”. Hierin schildert oud-Lodensteindocent Ed Kooijmans een „portret van de reformator uit zijn geschriften.” Ds. J. Roos, predikant van de gereformeerde gemeente in Nederland te Barneveld, voorzag het van een ten geleide. „Christus, de grote Doorbreker, gebruikte Maarten Luther om baanbrekend werk te verrichten. Zonder het ontdekkende en doorbrekende werk van Christus’ Geest zou Luther nooit zijn zonde én de zaligheid in Christus zielsbevindelijk geleerd hebben. Maar ook zou hij nooit zijn werk hebben kunnen voltooien als Christus hem geen kracht had gegeven in de strijd tegen de duistere machten.”
Het derde boek, ”Das verschleuderte Erbe” (de verkwanselde erfenis), verscheen vanuit de zogenoemde Maleachi-Kreis, een groep Bijbelgetrouwe theologen uit het Duitse taalgebied. Daartoe behoren bijvoorbeeld Johannes Pflaum (die de redactie voerde), Reinhard Möller, Wolfgang Nestvogel, Benedikt Peters en Siegfried Weber. Uit hun bundel spreekt een grote zorg over de wijze waarop de erfenis van met name Luther de laatste jaren júíst ook door Duitse evangelicalen „verkwanseld” wordt. Zij wijzen in dat verband op de steeds grotere openheid voor de cultuur als het gaat om ethische vraagstukken, op de toenadering tot de Rooms-Katholieke Kerk (terwijl die zich „sinds de Reformatie alleen nog maar verder van de Bijbelse waarheid verwijderd heeft”) en, hiermee direct samenhangend, het steeds meer loslaten van het gezag van de héle Heilige Schrift.
Eerbied
Uit alle drie de boeken blijkt, opnieuw, de grote eerbied die Luther voor de (door God Zelf geïnspireerde) Schrift heeft gehad. Daar lag ook zijn diepste drijfveer, en alleen zo kon hij in Worms ten overstaan van keizer en kerk staande blijven. „Helaas” alleen is Luther waar het gaat om zijn (latere) houding ten opzichte van het Joodse volk zijn eigen principe ”alleen de Schrift” niet trouw gebleven, merkt de Zwitserse Bijbelleraar Johannes Pflaum in zijn bijdrage in ”Das verschleuderte Erbe” op.
Evenwel: „Das Wort sie sollen lassen stahn”, dichtte Luther: „Het Woord, dat zult gij laten staan.” Ook als dat wat „duister” lijkt. Want dat ligt dan niet aan dat Woord –zoals Erasmus en de humanisten wilden– maar aan ons verstand van na de zondeval, „die Hure des Teufels”, zoals alleen Luther dat maar kon zeggen, „de hoer van de duivel.” „Geen mens kan ook maar een jota van de Schrift verstaan tenzij door de Geest Gods. Ieder mensenhart is verduisterd, zodat mensen desnoods de hele inhoud van de Schrift kunnen opzeggen en bij gelegenheid aanvoeren, terwijl ze er toch niets van doorléven of werkelijk kennen: zij geloven noch dat God is, noch dat zij Gods schepselen zijn; noch wat dan ook – zoals het staat in Psalm 13 [14]: „De dwaas heeft in zijn hart gezegd: God is niets.” De Geest is namelijk nodig om zowel het geheel van de Schrift als welk onderdeel dan ook te begrijpen. Hebben we het over de úíterlijke helderheid, dan geldt: er is helemaal niets overgebleven dat duister of onduidelijk is. Alles wat in de Schrift vervat is, is door het Woord in een licht van grote zekerheid gebracht, aan de hele wereld kenbaar gemaakt”, schreef Luther contra Erasmus.
Maar Genesis 1 dan? Laat ook dat hoofdstuk maar gewoon „stahn”, aldus de reformator in zijn ”Predigten über das erste Buch Mose” (1527). „Daarom, als Mozes schrijft dat God in zes dagen hemel en aarde en wat daarin is geschapen heeft, laat het zo blijven dat het zes dagen geweest zijn. (…) Kun je echter niet begrijpen hoe het zes dagen zijn geweest, geef dan de Heilige Geest de eer dat Hij geleerder is dan jij.”
Aangevochten
Kortom: was Luther een held, een revolutionair, de grote voorvechter van de moderne vrijheidsgedachte, zoals ook de Duitse Reformatieambassadeur Margot Kässmann niet ophoudt te beweren? Welnee. Als hij zich ooit aangevochten heeft gevoeld, bijvoorbeeld, was het toen hij zich in 1521 op de Rijksdag te Worms moest verantwoorden. Luther vroeg zelfs een dag bedenktijd – wie was hij dat het als enige bij het rechte eind zou hebben? Maar „alleen op grond van de Schrift”, zolang zijn „geweten in Gods Woord gevangen” was, kón hij niet anders. „Gott helfe mir, Amen.”
Das Wort sie sollen lassen stahn
und kein’n Dank dazu haben;
Er ist bei uns wohl auf dem Plan
mit Seinem Geist und Gaben.
Nehmen sie den Leib,
Gut, Ehr, Kind und Weib:
lass fahren dahin,
sie haben’s kein’n Gewinn,
das Reich muss uns doch bleiben!
(Vierde couplet van het Lutherlied, in het Nederlands vrij vertaald met ”Gods Woord houdt stand in eeuwigheid”.)
Boekgegevens
Luther in beeld. Een portret van de reformator uit zijn geschriften, Ed Kooijmans (red.); uitg. Den Hertog, Houten, 2017; ISBN 978 90 331 2826 4; 142 blz.; € 14,90; Das verschleuderte Erbe. Die Reformation und die Evangelikalen, Johannes Pflaum (red.); uitg. CLV, Bielefeld, 2017; ISBN 978 3 86699 280 1; 384 blz.; € 12,90; Maarten Luther. Band I. Theologische antropologie, prof. dr. Markus Matthias (red.); uitg. Damon, Eindhoven, 2017; ISBN 978 94 634 0048 0; 712 blz., € 59,90.