Informatief, liberaal boek over Muiden
Titel:
”Het rijke verleden van Vestingstad Muiden”
Auteur: Henk van Ginkel
Uitgeverij: Waanders, Zwolle, 2004
ISBN 90 400 8843 8
Pagina’s: 180
Prijs: € 19,95. Met collega-statenlid Henk van Ginkel (VVD) sta ik vaak op de bres voor het behoud van het Zuid-Hollands cultureel erfgoed. Samen vragen we aandacht voor de vaderlandse geschiedenis. Van Ginkel heeft de moeite genomen een boek te schrijven over het vestingstadje Muiden, een plaats waarin hij vroeger lange tijd heeft gewoond.
Van Ginkel is erin geslaagd een goed leesbaar boek te schrijven, waarin behalve een beschrijving van de belangrijkste monumenten (Muiderslot, Grote of Sint-Nicolaaskerk, de Groote Zeesluis en de vestingwerken) ook de geschiedenis van het stadje wordt verteld binnen het grote kader van de vaderlandse geschiedenis. Door deze aanpak is het boek ook voor mensen zonder directe connecties met Muiden interessante lectuur.
Van Ginkel heeft het boek wel vanuit zijn liberale achtergrond geschreven. Op blz. 33 schrijft hij dat Willem van Oranje „wrede maar calvinistische edelen als Lumey van de Mark en Diederik Sonoy” aanstelde als „leiders van de watergeuzen.” Hier wordt ten onrechte geponeerd dat deze geuzenleiders ook calvinist waren. Verder stelt de auteur op blz. 41 dat P. C. Hooft zich „nooit had aangesloten bij een kerkelijke gezindte.” Echter, gegeven het feit dat de drost van Muiden bij zijn benoeming de eed moest afleggen, waarin hij verklaarde „den Godsdienst, zoo als die tegenwoordig geoeffend wordt, mede te oefenen”, was lidmaatschap van de vaderlandse kerk vereist. Wellicht bedoelt de auteur dat Hooft geen actief kerklid was.
Ook de bewering dat de tweede vrouw van Hooft, Eleonora Hellemans, „streng calvinistisch” was, is discutabel. Zij was immers slechts dooplid en werd pas na de dood van Hooft belijdend lid van de hervormde kerk te Muiden.
Op blz. 132 spreekt de auteur over het waaien van een „fundamentalistische wind” na de val van Johan van Oldenbarnevelt en de „contra-remonstrantse omwenteling (1618/1621).” Hij gaat daarbij volledig voorbij aan de politieke strijd tussen provinciale belangen (de Staten van Holland) en landelijke belangen (de Staten-Generaal).
Bij de beschrijving van de plaatselijke geschiedenis, gebaseerd op gedegen bronnenonderzoek, wordt dit soort discutabele uitspraken niet gedaan. Ook de beschrijving van de monumentale objecten, waaronder de Grote Kerk van Muiden, is zeer informatief. Echter, de plaatselijke kerkelijke geschiedenis komt minder goed uit de verf. Naar ik heb begrepen houdt dit mede verband met het ontbreken van relevante archiefbescheiden. Anderzijds is het zo dat aan het einde van het boek wel een lijst van burgemeesters en gemeenteraadsleden (waaronder de auteur!) uit de afgelopen 200 jaar is opgenomen, maar geen lijst van predikanten.
Ook de vestingwerken, deel uitmakend van de Stelling van Amsterdam en voorkomend op de Werelderfgoedlijst, komen uitgebreid aan de orde. Na de beschrijving stelt de auteur op blz. 101: „Al deze forten behoorden ooit tot een verdedigingsstelsel dat blijkbaar het buitenland zo imponeerde dat Nederland van 1814 tot 1940 vrij bleef van aanvallen op zijn grondgebied.” Hier wordt in wezen ontkend dat God regeert.
Samenvattend, het boek biedt waardevolle informatie wat de beschrijving van de monumenten en de plaatselijke geschiedenis betreft. Wat de vaderlandse geschiedenis betreft wordt de auteur wat gehinderd door zijn liberale achtergrond.
Een plattegrond van het stadje wordt node gemist. De vele illustraties in het boek maken veel goed, maar met plattegrond was de rondleiding die in het boek is opgenomen beter te volgen.