Schotse evangelist Robert Annan kwam om bij het redden van een drenkeling
Robert Annan, evangelist in Dundee, was nog maar 32 jaar toen hij verdronk bij een poging om een drenkeling uit de rivier de Tay te redden. Dat gebeurde 150 jaar geleden.
Dicht bij de ingang van het kerkhof van St. Peter’s Church in Dundee –ooit de kerk van de bekende Schotse prediker Robert Murray M’Cheyne– ligt een grote naamloze steen. Alleen het woord ”eternity” (eeuwigheid) is erin gebeiteld. De steen fungeert niet als grafbedekking, maar herinnert aan de jonge evangelist Robert Annan (1834-1867). Deze schreef op de laatste dag van zijn leven het woord ”eeuwigheid” met krijt op straat. Dat gebeurde nadat hij een toespraak besloten had met de indringende vraag: „Waar zult u de eeuwigheid doorbrengen?” Diezelfde dag stierf hij: 31 juli 1867.
Zijn einde kwam onverwacht, maar niet onvoorbereid. Hij begon de zondag daarvoor zijn preek zoals gewoonlijk in een smalle steeg, de Coutties Wynd in Dundee. Daarbij wees hij zijn gehoor op een gebeurtenis van enkele dagen daarvoor die hem bepaalde bij zijn naderende levenseinde. Hij stond op een vlot in de rivier de Tay, toen hij de aanwezigheid van God op een bijzondere wijze gewaar werd. Daarop zei hij tegen enkele vrienden: „Wees niet verbaasd als jullie wat bijzonders over mij horen.”
Elf mensen gered
Robert Annan was een ervaren zwemmer. In de loop der jaren had hij elf mensen gered die in de rivier de Tay dreigden te verdrinken. Onder hen waren zijn broer Ebenezer en een prostituee die zich van het leven wilde beroven. Op de woensdag na de zondag waarop hij in de Coutties Wynd sprak, hoorde hij tegen de middag geschreeuw om hulp van een jongen van elf jaar die te water was geraakt. Zonder zich te bedenken, sprong hij in het water van de rivier. Hij wist de jongen te redden en twee boten die kwamen aanvaren pikten de drenkeling op, maar konden Annan niet ontdekken. Hij bleek te zijn verdronken.
Zo werd het korte maar arbeidzame leven van de jonge evangelist uit Dundee abrupt beëindigd. Een leven dat eerst niet aan God was toegewijd. Zijn ouders waren christenen die bij John Macpherson in de wijk Hilltown ter kerke gingen. Robert was een ongedurige jongen die niet in het gareel te krijgen was. Leren wilde hij niet, wel was hij bijna dagelijks in het water van de Tay te vinden. Niet voor niets kreeg hij de bijnaam ”waterhond”. Daarbij koos hij de wereld en zijn begeerlijkheid tot zijn levensvulling. Hij was vaak dronken en kwam door zijn gedrag zelfs in de gevangenis terecht.
Op zoek naar avontuur besloot hij naar Amerika te gaan. Maar het schip waarmee hij reisde zonk en Robert Annan werd op het nippertje gered. Na nog meermalen aan de dood te zijn ontsnapt, voegde hij zich bij het Britse leger. Maar ook daar deed hij alles wat God verboden heeft. Hij getuigde later: „Ik had mij zeker aan de duivel verkocht.”
Na zijn omzwervingen kwam hij terug in zijn geboortestad. Daar werd de Heere hem te sterk. In Dundee was er in 1860 een geestelijke opwekking gaande. Annan bezocht een samenkomst in de Kinnaird Hall. Daar trof een pijl van zondeovertuiging zijn hart. In de nacht sprak hij een predikant aan met de prangende vraag: „Wat moet ik doen om zalig te worden?” Deze wees hem op het Lam van God. Het duurde enkele dagen tot de doorbraak kwam. Het woord van de Zaligmaker: „Die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen”, toegepast door Gods Geest, bood uitkomst. Hij zag in geloof op het Lam van God en de last van zijn schuld werd van hem afgenomen.
Na dit beslissende keerpunt in zijn leven voelde Annan zich geroepen om tegenover zijn ongelovige naaste van Christus te getuigen. Eerst deed hij dat door gesprekken aan te knopen en folders uit te delen. Met andere jongemannen die ook Christus als hun Zaligmaker hadden leren kennen, vormde hij een evangelistengroep. Overdag voorzag hij als metselaar in zijn levensonderhoud, maar ’s avonds ging hij de straat op om zielen voor Christus te winnen.
In 1862 trouwde hij en daarna werd hij evangelist in de Schotse kustplaatsen. Daar had hij te maken met veel vijandschap en tegenwerking. Annan zag niet veel vrucht op zijn werk. In 1864 keerde hij terug naar zijn geboorteplaats. Na zijn werk ging hij de straten op en de sloppen in. Alle delen van Dundee ervoeren de effecten van zijn straatprediking. Ook op zondag preekte hij op straat.
Ook hier ontmoette Annan tegenwerking. Maar hij ging door, omdat de nood van de zielen hem drukte. Hij hield niet alleen toespraken, maar deed ook sociaal werk in de achterbuurten van de stad. Zo ontmoette hij een vrouw die geslagen was door haar dronken man. Annan ging naar hem toe, niet om hem hard aan te pakken, maar om hem de liefde van Christus tot zondaren voor te houden. Met recht kon hij de apostel van de armen van Dundee genoemd worden.
De onderwerpen die hij bij zijn straatprediking koos waren divers, maar hij had zes vaste motieven, die hij ook opschreef. Het eerste: „Wij beven bij de gedachte over uw ongelukkige toestand als zondaars. God is een rechtvaardige Rechter, en een God Die te allen dage toornt” (Psalm 7:12). En het vierde: „We verlangen ernaar dat uw ziel gered wordt, omdat dit tot eer van God strekt. Ere zij God in de hoge en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen” (Lukas 2:14).
Wedergeboorte
Het ging bij Annan om het eeuwige welzijn van zondaren. Daarom wond hij er geen doekjes om als het erom ging de verlorenheid en val van de mens voor te stellen. Zijn boodschap was klip-en-klaar. Alleen wedergeboorte van het hart opent de weg tot het eeuwige leven. Het werk van God is niet gericht op de vrije wil van de mens, maar op de vrije, onverdiende genade die door Christus is verworven.
Op 3 augustus 1867 volgden velen de baar van de geliefde evangelist naar de Eastern Necropolis (Oosterbegraafplaats) in Dundee. De predikant stond hier op de steen waarop Annan het woord ”eeuwigheid” had geschreven. En bij het graf hief de menigte het gezang ”My Jesus, I love Thee, I know Thou art mine” aan – „Mijn Jezus, ik houd van U, ik noem U mijn Vriend. Want U nam de straf op U die ik had verdiend.” Beter kon het leven van de evangelist niet worden getekend, die als geen ander wist dat zijn Verlosser niet gekomen was om mensenzielen te verderven, maar te behouden.