„Geen vragen; we zijn erg emotioneel”
VEENENDAAL - Ze is moeder én lerares. Daarom herkent Liesbeth Stolk van het Ichthuscollege in Veenendaal zich in het havo-examen Nederlands. De tekst gaat over vrouwen met een gezin én een baan. Toch een kleine kanttekening: „Míjn man doet gelukkig meer in de huishouding dan de man in het verhaal.””Gezin in de tang”. Over die tekst moesten havisten vrijdagochtend 23 vragen maken. „Maar liefst vijftien meerkeuzevragen”, constateert Stolk spijtig. „Erg veel. Vaak zijn twee antwoorden direct fout en lijken de andere twee ontzettend veel op elkaar. Wat toets je dan? Gokken of tekstbegrip? Ik heb liever meer open vragen. Juist bij Nederlands moeten leerlingen leren hun eigen antwoord te formuleren.” Elk nadeel heeft een voordeel. Ook hier. Stolk: „Meerkeuzevragen kijken als een trein na en discussie over het antwoord is uitgesloten.”
De tweede tekst, waarvan leerlingen een samenvatting moeten maken, gaat over de bescherming van privacy. „Mooi evenwicht”, zegt Stolk. „Naast een tekst over het gezin en de samenleving, een verhaal over het individu.” Hier en daar een theorievraag, zoals: Wat is de functie van deze alinea? Of: Welke drogreden wordt hier gebruikt? De maximale lengte voor de samenvatting, 200 woorden, is volgens de Ichthus-docente voor niemand een probleem. „De meeste leerlingen komen daar moeiteloos aan. Minder mag ook. Bij 150 woorden is er niets aan de hand, maar iemand die niet verder dan 100 komt, vergeet iets belangrijks.”
Ank Schouten vindt de tekst over het gezin maar niks. „Altijd saaie onderwerpen bij Nederlands. Dat doen ze expres. Dan moet je de tekst echt heel goed lezen en begrijpen om de vragen te kunnen maken.” Eigenlijk wel logisch, relativeert Ank haar eigen reactie. „Later moet je ook vaak teksten lezen die je niet interesseren.”
Janneke Wegenaar heeft een samenvatting met geen woord te veel of te weinig. „Ik heb het er niet om gedaan. Toen ik ging tellen, waren het er gewoon 200.” Paula Borg zette een punt na het 199e woord. „Jammer”, roept Egbert Hamerpagt. „Eén keer dus erbij en je had er ook 200.” Egbert wil wat kwijt over de tweede fase. „Met al die domme PO’s (praktische opdrachten, red.) schiet je niks op. Ze kosten wel vet veel studie-uren.” Maar een voordeeltje is er ook. „Voorheen moest je voor Nederlands twintig boeken lezen; nu nog maar acht.” Hoeveel Egbert er las? „Nul. Ik lees alleen de samenvattingen op internet.”
Ichthus heeft alleen de theoretische leerweg van het vmbo. Voor deze kandidaten stond vrijdagochtend Duits op het rooster. André van Steenbergen reageert opgelucht. „Viel best mee; ik had ruim de tijd.” Hij heeft de antwoorden niet overgeschreven om ze te controleren op internet. „Dat doe ik nooit; daar word ik alleen maar zenuwachtig van. Ik zie het wel.”
In het examen Duits onder meer een gatentekst over blinde bedienden „im Dunkel-restaurant” en stukjes over het populaire tv-programma Big Brother, ”Rettender Engel für Berliner” (over de Duitse ANWB) en de snelle inzet van babysitters. „Langdradige teksten”, vindt Jolyn van der Garde. „Maar we zijn door onze leraar goed voorbereid.” Geleerd voor Duits heeft Jolyn niet. „Ik had er geen zin in en geen tijd voor. Ik heb gewerkt; in de supermarkt. Dat levert tenminste wat op. Zo veel, dat mijn ouders misschien minder kinderbijslag krijgen. Dat moet ik nog even regelen thuis.” Jacobine Loonstra greep in het begin veel naar haar woordenboek. „Ik ben ermee gestopt, want ik kwam in tijdnood.”
De vmbo’ers deden vrijdagmiddag wiskunde. In het examen opgaven over een achtkantige dobbelsteen, een reis per boot en per trein vanuit Londen naar Nederland, de verkoop van appels en het geluid van windmolens. „Soms een beetje veel tekst”, zegt Henrien van Dijk, die verder tevreden is over het examen. „Dit jaar geen meetkunde”, constateert lerares A. Santifort. „Dat is in het voordeel van de leerlingen. De meesten vinden meetkunde moeilijk. Wie nu zakt, weet zeker dat-ie volgend jaar wel meetkunde krijgt.”
De vwo’ers beten ’s middags hun tanden stuk op Engels. Pittige teksten over literatuur, xenotransplantatie, Hitler en universiteiten die online gaan. „Bijna iedereen bleef tot het laatst”, zegt André van Grootheest. „Ik vond het ook heel moeilijk, maar ik ben niet goed in Engels. Bij de oefenexamens haalde ik vaak een onvoldoende.” En nu? „Nee, geen voldoende. Maar daar heb ik ook niet op gerekend.” Jouwerke Pullen moest erg opschieten, maar maakt zich geen zorgen over Engels. „Ik sta gemiddeld een zeven. Een vier erbij is genoeg. Die heb ik wel.”
Lerares drs. J. Schadenberg bevestigt dat Engels pittig was. „Dat mag ook op vwo-niveau.” Ze signaleert „twee kampen” bij Engels. „Een aantal leerlingen vindt het een heel moeilijk vak, anderen hoeven er weinig aan te doen.” De twaalf teksten waren „voor elk wat wils.” Goed én snel lezen wordt steeds belangrijker, signaleert Schadenberg. „Soms moeten de leerlingen een hele lap tekst doorwerken voor één puntje. Bijvoorbeeld tekst 11. Er staan zestien boekbesprekingen afgedrukt. De vraag luidt: Wordt in het overzicht van pas gepubliceerde boeken ook een roman besproken? De leerlingen moeten dus al die stukjes, twee pagina’s bij elkaar, doorlezen.”
De havisten bogen zich van halftwee tot vier uur over economie 1 (het deelvak) of economie 1,2 (het totale vak). „Een mooi examen”, zegt docent J. Westland spontaan over economie 1. „Niet te moeilijk, veel herkenbare dingen. Opgave 1, over protectie, was een leuke binnenkomer, waar leerlingen die geleerd hadden, direct hun ei in kwijt konden. In het totale examen niet veel rekenwerk -slechts bij 22 procent van de opgaven-, maar wel veel redeneerwerk. Bij leerlingen die alleen het deelvak economie hebben, is dat meestel geen sterke kant.”
Westland adviseerde zijn leerlingen belangrijke delen van de tekst te markeren met een viltstift, om niet te verdrinken in de brij aan informatie. „Wie dat bij opgave 8 deed, had daar echt gemak van. Daar stonden erg veel gegevens over mobiliteit op een rij.” Tot zijn blijdschap zag de economieleraar „geen leerlingen wanhopig de zaal verlaten.”
Economie 1,2, het totaalvak, bevatte veel lange teksten, aldus Westland. „Neem opgave 4, over de afschaffing van de Ziektewet. De leerlingen moesten eerst bijna een pagina lezen om vervolgens een betoog van 120 woorden te schrijven. Dat is veel werk voor één opgave.” Ook Westland constateert dat leesvaardigheid steeds belangrijker wordt. „Ik zou zeggen: Collega’s, leer de leerlingen lezen!”
Twee meiden lopen na hun economie-examen de school uit. „Geen vragen; we zijn erg emotioneel.”