Van dood naar leven
Johannes 3:3
Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien.
Wederom geboren worden, zeggen we. Immers is een natuurlijk mens ten opzichte van God en Christus’ Koninkrijk, alsof hij niet in de wereld was. Hij is onnut, zoals Paulus van Onesimus zei vóór zijn wedergeboorte (Filemon:11). Hij is een zoon die onnuttig de aarde beslaat (Lukas 13:7).
Als hij vernieuwd wordt, dan komt hij als opnieuw te voorschijn. Dan zegt men: deze en die is daarin geboren (Psalm 87:5). Dat is, die nu geroepen is door Gods Geest en geestelijk levend is geworden. Deze zet de Heere nu mede onder de rij van Zijn kinderen (Jeremia 3:19). Zij hebben nu mede een plaats en naam in Gods huis en binnen Zijn muren (Jesaja 56:6). Men ziet en telt hen nu mede onder de geroepen heiligen. Ze zijn nu als een gezegend zaad tevoorschijn gekomen op de akker van de Heere.
Bij de eerste geboorte wordt de mens als een levend schepsel vertoond onder de levenden. Dat doet de genade ook. Dit is het eigen werk van God in de ziel die vernieuwd wordt. Dat heet met recht wederom geboren. Immers zegt de vader van de verloren zoon, die een zinnebeeld is van een herboren zondaar: „Deze mijn zoon was dood, en is weer levend geworden” (Lukas 15:24). Zulke geestelijke werkingen zijn door de genade van het leven in hem gewerkt, en zijn te vergelijken met die eerste geboorte.
Nicolaas Simons van Leeuwarden, lekentheoloog te Amsterdam
(”De wedergeboren christen”, 1718)