Dilemma’s rond behandeling zieke jongen (12)
Kan een jongen van 12 jaar de gevolgen overzien van een door hemzelf genomen beslissing op het snijvlak van leven en dood? Die vraag rijst na een uitspraak dinsdag van het Amsterdams gerechtshof.
De 12-jarige David, die tot dusver succesvol werd behandeld aan een hersentumor, ziet het niet zitten om een afsluitende chemobehandeling te krijgen. Hij is bang voor allerlei bijwerkingen. De rechters stelden hem dinsdag in het gelijk.
David is kind van gescheiden ouders. Zijn moeder, bij wie hij woont, staat achter de beslissing van David. Zijn vader juist niet. Die drong er tevergeefs bij de rechters op aan dat zijn zoontje wél de chemobehandeling ondergaat. Mét de chemokuur heeft David zo’n 80 procent kans om te overleven, zegt de vader, zónder de chemo is dat 50 procent.
Ging het Amsterdamse hof teveel mee met Davids wensen? „De rechters konden eigenlijk niet anders dan de jongen in het gelijk stellen. Ik had geen andere uitspraak verwacht”, reageert prof. mr. M. Buijsen, hoogleraar gezondheidsrecht. „De wetgeving schrijft nu eenmaal voor dat het oordeel van wilsbekwame kinderen tussen 12 en 16 jaar rond een medische behandeling zwaar weegt. Zou het kind jonger dan 12 jaar zijn geweest, dan was voor de rechter het oordeel van de opvoeders doorslaggevend geweest.”
De Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomsten schrijft voor dat zeker volwassenen het recht hebben een medische behandeling te weigeren, schetst Buijsen. „Ook het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg zit op die lijn. Zo oordeelde dat Hof dat Russische Jehova’s Getuigen het recht hebben een bloedtransfusie te weigeren, zelfs als dat een levensreddende handeling is.”
Dat er een rechtszaak wordt gevoerd rond het weigeren van een medische behandeling door een kind komt zelden voor, stelt Buijsen. „Het gaat om een stuk of drie zaken in de afgelopen tien jaar.” Vaker spelen rechtszaken waarbij kinderen tegen de zin van hun ouders juist wél behandeling willen afdwingen. De afgelopen tien jaar betrof dat naar schatting vijftien van dergelijke procedures. „In die zaken denken de ouders dat een zware behandeling te ingrijpend is voor hun kind met kanker. Terwijl het kind zo’n traject wel ziet zitten.”
Dat wetgevers destijds de grens bij 12 jaar legden, is voor discussie vatbaar, betoogt Buijsen. „Ik begrijp dat de wetgevers ergens een grens moeten trekken. Maar in de praktijk kan een kind van 10 jaar al in zekere zin emotioneel rijp zijn een ingrijpende beslissing te nemen. Bijvoorbeeld omdat zo’n kind al veel met lijden te maken kreeg.”
Vrij ver
De rechter had in de zaak van de 12-jarige David meer rekening mogen houden met de prognose dat het kind beduidend meer overlevingskans heeft mét een chemobehandeling. Dat zegt prof. dr. Henk Jochemsen, medisch-ethicus uit christelijke kring. Hij benadrukt wel dat hij de nodige slagen om de arm houdt, omdat hij niet de details van de zaak kent. „In principe zou alles in het werk moeten worden gesteld om de jongen te bewegen de behandeling te ondergaan.”
Tegelijk heeft Jochemsen ook aarzelingen. „Moet je zo’n jongen als het ware dwingen een behandeling te ondergaan? Hoe ver ga je dan met een vorm van geweld? Dat vind ik wel heel ver gaan.” In deze zaak is het „grote probleem” dat de gescheiden ouders van de jongen het niet eens zijn, analyseert de medisch-ethicus.
Tussen hun twaalfde en zestiende jaar beslissen kinderen min of meer samen met opvoeders over medische trajecten. Vanaf hun zestiende mogen kinderen volgens de wet zelf de knoop doorhakken. Jochemsen heeft daar vragen bij. „Ik vind het vrij ver gaan dat een jongere van 16 op grond van de wet zelfstandig mag beslissen over ingrijpende kwesties als abortus en gebruik van anticonceptiemiddelen.”