Wil je in Nederland iets bereiken? Leer de taal!
Vluchtelingen en asielzoekers komen niet gemakkelijk aan betaald werk. Sommigen beginnen daarom een eigen zaak. Een van hen is de Afghaan Nasir Ahmad (38), die in 2014 telefoonreparatiewinkel FixPhone begon in Apeldoorn.
„Ik spreek slecht Nederlands”, begint Nasir het gesprek in zijn winkel tussen de telefoonaccessoires. „De taal goed beheersen, is belangrijk om in Nederland aan het werk te komen. Zonder kennis van het Nederlands begin je niets. Je kunt nog geen formulier lezen, laat staan invullen.”
Als lichtend voorbeeld noemt hij twee Somaliërs die met hem jarenlang in het asielzoekerscentrum in Apeldoorn hebben gezeten. „Die zijn nu zelfs lid van de SP.” In zijn stem klinkt waardering en ontzag door.
Werkschuw is de voormalige Afghaan allerminst. Van 2003 tot 2014 werkte Nasir in allerlei winkels die door mede-Afghanen werden gerund. Maar in 2014 kreeg hij ontslag. „We hebben geen werk meer voor u, zei mijn baas. In Nederland moet je werken, anders heb je het arm.”
Nasir belandde in de WW, maar dat bevredigde hem allerminst. „Ik kan geen zwaar werk meer doen, omdat ik in 2003 aan een hernia ben geopereerd. Wie wil er nu iemand die geen zware dingen mag tillen en die slecht Nederlands spreekt?” Het enige wat voor hem overbleef, was voor zichzelf beginnen.
„Begin maar eens een winkel in Nederland”, verzucht de elektrotechnicus. De banken wilden geen lening verstrekken. Met de combinatie WW en een bedrijf beginnen liep Nasir aan tegen verschillende ambtelijke muren. En de winkel die hij op het oog had, was veel te groot. Bovendien deed de eigenaar van het winkelpand moeilijk. „Dat kwam alweer doordat ik slecht Nederlands spreek.”
De leningen kwamen er toch. Via zijn netwerk van Afghanen dat Nasir in de afgelopen jaren in Nederland had opgebouwd. Samen met een Afghaans echtpaar lukt het hem de winkel te huren. Het echtpaar begon er een kledingreparatiezaak en Nasir zijn telefoonreparatiewinkel.
Intussen komt een klant de winkel binnen. Het scherm van zijn mobiele telefoon is kapot. „Moet je niet laten repareren. Kost 350 euro. Voor dat bedrag heb ik ook tweedehandse iPhones te koop”, adviseert Nasir. De klant aarzelt: „Ik kijk nog wel.” „Ik hecht aan goed advies, dan komen mensen terug”, meent de Afghaan.
Zijn zaak loopt aardig, maar onlangs heeft hij bericht gekregen dat zijn WW wordt afgebouwd. En daar heeft Nasir zorgen over. „Ik kan nu de huur en ons eten betalen. Maar verdien ik straks genoeg om mijn gezin ervan te onderhouden? Toen ik begon, waren er twee bedrijven als die van mij, nu zijn dat er elf.”
Elke keer loopt hij aan tegen zijn matige taalbeheersing. Maar die heeft een reden. „De regio in Afghanistan waar ik vandaan kom, is 100 procent analfabeet. Onze taal, het Pashai, bestaat niet op schrift, alleen als spreektaal. Dat maakt de drempel om Nederlands te leren spreken enorm hoog. Mijn vrouw heeft daarom zes jaar gedaan over de inburgeringscursus.”
Nasir zag in het azc te vaak dat asielzoekers hun gemak ervan namen. „Je kunt denken: ik kan lekker slapen, heb een douche met warm water, en alles is gratis; ik hoef alleen maar te wachten op een verblijfsvergunning.” Met stemverheffing: „Nee! Je moet de taal leren van het land waar je bent. Je vult je dagen dan ook nog eens nuttig.”
Nota van RMU kan gemeenten behulpzaam zijn
VEENENDAAL. De RMU bracht onlangs Nota Arbeidsvoorwaardenbeleid 2017 uit. Daarin besteedt de vakorganisatie ook vier pagina’s aan vluchtelingen op de arbeidsmarkt.
De RMU doet daarin zes aanbevelingen. Die komen er ruwweg op neer dat asielzoekers zo snel mogelijk moeten toetreden tot de arbeidsmarkt. Belemmeringen hiervoor moeten worden opgeheven.
Om vluchtelingen voot te bereiden op de arbeidsmarkt kunnen ze tijdens hun asielprocedure vrijwilligerswerk doen. De RMU vindt dat we moeten inzetten op bewustmaking van de mogelijkheid om vrijwilligerswerk te doen.
Belangrijk is ook dat gemeenten erin investeren dat vluchtelingen de Nederlandse taal gaan beheersen. De vluchtelingen zouden de periode in de asielzoekerscentra hiervoor kunnen benutten. „Integreer taaltrajecten met trajecten die werken aan de positie van vluchtelingen op de arbeidsmarkt. Zo slaan we twee vliegen in één klap”, stelt de RMU.
Initiatieven die de kansen van vluchtelingen op de Nederlandse arbeidsmarkt vergroten, moeten voorrang kijken, meent de vakorganisatie. „Ga daar niet pas na het inburgeringsproces mee aan de slag. Kies waar mogelijk juist voor een parallelle aanpak. Combineer bijvoorbeeld inburgering al met toeleiding naar werk en moedig vluchtelingen aan om naast hun inburgering te studeren. Stimuleer het behalen van een Nederlandse diploma.”
Verder zou er rekening gehouden moeten worden met de werkgelegenheid in de regio waar asielzoekers worden gehuisvest. Ook moeten uitzendorganisaties vroegtijdig worden ingezet om vluchtelingen aan het werk te helpen. „De flexbranche kan als banenmotor voor deze groep fungeren.”