De Renault Kadjar houdt van klimmen
Het Meer van Annecy is mooi. Zeggen ze. Tijd om er eens te gaan kijken. Het ligt in Frankrijk, iets zuidelijker dan het Meer van Genève. Vliegen kan. Maar als je met de auto gaat, heb je de hele reis een soort huisje bij je. En héél veel tassen, want dat past. En lekker alle schoenen die mogelijk nodig zijn.
Met het vliegtuig ben je vanaf Amsterdam na anderhalf uur in Genève, en vandaaruit sta je binnen een uur aan het blauwgroene Meer van Annecy.
Maar ja. Soms ben je meer in de stemming voor een lange autorit. Dan kun je een leuke route uitstippelen via Franse bergdorpjes, onderweg stoppen, te dure cappuccino’s drinken en veel spullen in de kofferbak proppen. En zonder extra tickets kinderen en huisdieren meenemen, eventueel.
Normaal gaat hier de dappere Daihatsu Cuore mee, een koekblikje dat inmiddels niet meer nieuw leverbaar is in Nederland, met verrassend veel bagageruimte omdat de achterbank verschuifbaar en inklapbaar is. Enige nadeel: tussen de rijen vrachtwagens en andere grote auto’s op de Duitse snelwegen ben je wel heel ieniemienie.
Wat voor auto is een aanrader om mee naar de bergen te reizen? vroeg ik autojournalist Tony Vos. Probeer de Renault Kadjar eens, zei hij.
Luisterboeken
Eind juni. De Renault Kadjar gaat mee naar Frankrijk. De Fransen zullen vast welwillend aan de kant gaan straks – Renault is hun merk.
Ik speur vooraf in de straten naar Kadjars, maar zie er geen. Het is een crossover. Beetje groot ja, zeggen kenners. Is dat er één daarginds – zo’n bakbeest waar ik me wel eens aan erger omdat je er niet langs- of overheen kunt kijken als-ie voor mijn Cuore rijdt? O nee. Da’s een BMW. Hm.
Alle merken hebben zo’n grote wagen in het assortiment, lijkt het. Honda. Mazda. Fiat. Volvo. Jeep natuurlijk. Haha! De merken zeggen mij niet gek veel. Ze doen me niks. Tot nu toe dan. Opeens zweef ik een beetje als ik loop – straks rijd ik een week in een Kadjar, een nieuwe auto met een zee van ruimte en een sterke motor die van bergen houdt.
Kort voor vertrek haal ik vijf luisterboeken bij de bieb. Het is te heet om te haasten, dik 30 graden overdag, maar ik ren toch even naar de bibliotheek. Luisteren naar een spannend boek houdt je wakker – een aanrader op een rit van zo’n 900 kilometer. Het bergdorpje Châtel wordt het eerste reisdoel.
Alles is connected, zegt Kevin Engelsman van Renault als hij de mogelijkheden van de Kadjar uitlegt. Hij wijst naar het schermpje in het dashboard. Gps, radio, telefoon, muziek, allemaal te verbinden. Een cd-speler, nee nee, niet nodig. Nieuwe auto’s hebben die al jaren niet meer.
Oh. Ik zeg maar niets over mijn vijf luisterboeken op cd’s. Die zijn zeker zó 2012.
’s Morgens voor vertrek vind ik de Luisterbieb als app, en ik download gauw een paar boeken, nu er nog wifi is. Over een tijdje is ook die wifi-vereiste waarschijnlijk achterhaald omdat de hele lucht zindert van wifi, waar je ook bent, zelfs in de bergen. De eerste vraag die receptionisten van een hotel krijgen is: Wat is de wificode? Het is zoiets als zuurstof voor deze ”alles is connected”-tijd.
Druk op de start/stop-knop en de Kadjar start. Handrem eraf halen hoeft niet: dat doet de auto zelf. Hij doet heel veel zelf: hij kan zelfs zelf remmen als er een botsing dreigt, dankzij het ”active emergency braking system”. (Niet uitgeprobeerd.) En inparkeren, met de ”easy park assist”. Dat had ik moeten weten toen ik bij die ijssalon wilde parkeren. Daar liet een oude meneer me vriendelijk voorgaan, maar het duurde zo lang voor ik de juiste insteek had dat hij toch maar vast overstak. Op zijn gemak.
De Kadjar rijdt fijn. Dat is wat hij wil: rijden. Liefst niet te zacht. Dertig kilometer in een dorpje, dat is amper te doen. Voor je het weet rijd je 50. Al die paardenvoetjes onder de motorkap staan natuurlijk te trappelen. Op de snelweg met een beetje ruimte, daar hoort hij thuis. Naast de toerenteller op het dashboard groeit een plantje als je zuinig rijdt. Het luisterboek klinkt kalm en doordringend uit de Bose-geluidsinstallatie. Dat geluid zou ik wel willen, in mijn Cuore.
Af en toe stuurt het navigatiesysteem de auto van de snelweg af, dwars door Duitse steden en dorpjes heen. Ik luister braaf en volg blindelings. Eén keer negeer ik het systeem, dan kom ik in een ijzingwekkende file met rechts een rij vrachtwagens die een ondoordringbare haag vormen. Op dat moment ben ik erg blij met de wat grotere auto, en zelfs daarin voel je je nietig.
Aan de afmetingen zit ook een nadeel. Rijd je een parkeergarage in, dan begint er links en rechts van alles te bliepen: het past allemaal maar net. Van schrik zou je juist een muurtje raken. Muurtjes heb je ook naast de passen in de Franse Alpen, de beroemde, steile kronkelwegen waar wielrenners met een verbeten gezicht naar boven klimmen. Hoeveel ruimte is er nog, rechts van de auto? Het is even wennen. De auto is vrij hoog, dus camera’s en uitgekiende systemen zijn waarschijnlijk ook wel nodig om alles goed te kunnen inschatten. Als er géén muurtjes staan kan er rechts trouwens een afgrond zijn, en dan bliept er niks…
File
De auto is dus slim, maar het blijft opletten. Het navigatiesysteem raakt, als je het mij vraagt, soms verstrikt in zijn eigen slimheid. De gps stuurt je van de weg af voordat de file er is. Maar als de navigatie je met een enorme omweg over een bergpas naar het dorpje verderop leidt –of helemaal langs de andere kant van het Meer van Annecy– gaat er een belletje rinkelen (deze keer in je hoofd). Het uitzicht is fantastisch, en de Kadjar kan goed klimmen, maar dat lijkt niet de reden waarom de gps je omleidt. Anders zou hij je op de terugweg niet snelweg af-snelweg op sturen in het lelijke Ruhrgebied. Het systeem weet waar het druk is, lijkt het motto aan te hangen: ”zolang je maar in beweging blijft is het goed”. Maar er blijkt een tijd te komen dat je liever gewoon achteraan sluit in de file.
Het kan ook zijn dat het systeem anders ingesteld had moeten worden en dat z’n tijdelijke bestuurder niet slim genoeg was om dat uit te vinden. Wat net zo goed irritant is.
In Frankrijk vragen de adressen in de bergdorpjes sowieso nog om mensenogen en plattegronden: zowel de ouderwetse TomTom als de gps van de Kadjar kunnen de huisnummers niet vinden, en sommige straten evenmin. De navigatie op de smartphone staakt: die wil wifi. Papieren landkaarten en plattegronden van dorpjes: ze blijven onmisbaar.
Oranje lampje
Na een autoreis van dik 2000 kilometer is de Kadjar nog net zo fris als toen hij begon. De airco regelt een aangenaam klimaat in de auto. Als het buiten te heet wordt, ga je gewoon even autorijden. Er is ruimte voor bekertjes koffie en voor een fles water. Hier kun je heel lange ritten mee maken. De auto rijdt heerlijk.
Vooraf vond ik crossovers overdreven groot, en het leek me dat bestuurders op een soort troon zitten, verheven boven het gewone verkeer. Maar eerlijk gezegd kan het je juist bescheiden maken als je erin rijdt – je wilt niemand raken met zo’n gevaarte, en je wilt zo’n auto heel houden. Hij wil zichzelf dus ook heel houden, want hij piept al als er op een halve meter afstand lange grassprieten of struiken opduiken. Opvallend is dat mannen dit heel goed snappen: „Je wilt er geen krassen op!” zeggen twee Australiërs in Annecy, als het gesprek over auto’s gaat. En over dat oranje lampje in de buitenspiegel dat gaat branden als er iets of iemand in de dode hoek opduikt, zegt buurman Jan: „Wauw, wát een techniek. Ik kan dat echt een tijdje gaan zitten bewonderen.” Hij denkt dat dit levens gaat redden, zoals eerder de uitvinding van de gordel en de airbag.
Ja.
Met de Kadjar zit het wel snor. Nu de infrastructuur nog. Een auto met zo’n grote persoonlijke zone vraagt om brede wegen, filevrije landen, nieuwe parkeergarages. Zolang dat niet geregeld is, houd ik het bij koekblikjes.
Dit zegt autojournalist Tony Vos erover
Koekblikje of crossover
„Een nieuwe auto rijdt altijd stiller en comfortabeler dan een bestaande auto. En het verschil tussen een Daihatsu Cuore en een Renault Kadjar is enorm. Qua bouwjaar, formaat en technisch. Tien jaar ouder dan de Kadjar en met een 1 liter 3 cilinder torretje van 69 pk is de kleine Japanner haast geen vergelijk met de 1,6 liter turbomotor in de Renault die goed is voor 165 pk. Natuurlijk is de Kadjar groter en zwaarder. Dus een grotere motor is geen overbodige luxe. In bergachtig gebied wordt het verschil nog beter merkbaar. Komt de Cuore op zijn laatste adem boven, de turbomotor in de Renault heeft er geen enkele moeite mee.”
Airco
„Op allerhande vlakken is er in tien jaar tijd in autoland veel doorontwikkeld. Moderne aircosystemen hebben een grotere capaciteit en worden steeds vaker volledig automatisch geregeld. De gewenste temperatuur instellen en drukken op ”auto” is voldoende. Verder heeft de airco van iedere auto onderhoud nodig, het filter moet met regelmaat worden vervangen. Omdat het gas in het systeem zo’n 10 procent per jaar verdampt, loopt ook de koelcapaciteit terug. Een correct werkende airco voelt gezonder aan.”
Navigatie
„Het navigatiesysteem in de Renault Kadjar maakt gebruik van de software van TomTom. Dit soort systemen wordt steeds slimmer. Maar door de vele mogelijkheden wordt het een kwestie van goed zoeken om zo’n systeem helemaal naar de zin in te stellen. Als de auto via TomTom Life informatie ontvangt over files op de geplande route, komt het systeem met de suggestie voor een omleiding. Natuurlijk is de gebruiker niet verplicht die te volgen. Het systeem werkt heel nauwkeurig. Al bij heel kleine verschillen wordt een alternatieve route voorgesteld.”
Gepiep en gebliep
„Waar bij oudere auto’s wellicht een alarm klinkt als de verlichting nog aan staat bij het openen van een portier, piepen en kwetteren moderne auto’s er lustig op los. Vooral Japanse en Amerikaanse auto’s hebben daar een handje van. De Renault Kadjar weet zich op dat vlak nog aardig in te houden. De parkeersensoren zijn gevoelig: zelfs grassprieten leiden tot een fluitconcert. Auto’s controleren steeds meer en nemen indien gewenst steeds meer functies van de bestuurder over. Is dat nodig, nuttig of zelfs veilig? Dat hangt van de bestuurder af. Maar ondanks alle hulpmiddelen kunnen die –met af en toe wat ingewikkelde handelingen– ook gewoon worden uitgezet.”