Levend gemaakt
Johannes 3:3
„Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien.”
Gods kinderen kunnen niet dood blijven liggen in de zonde. Nee, zij moeten leven door Hem (1 Johannes 4:9).
God de Vader kan aan de zondaar, nu Christus de wet heeft gemaakt tot een wet des Geestes des levens (Romeinen 8:2), het leven geven met lof van Zijn Naam, en van Zijn heilige wet. Daarom zendt Hij dan de Geest –Die daarom ook de Geest van Christus heet (Romeinen 8:2)– in de harten van deze, tot nog toe dode en onheilige zondaren. Daarvan zegt Paulus (Titus 3:5, 6): Hij heeft ons zalig gemaakt, niet uit de werken der rechtvaardigheid, die wij gedaan hadden, maar naar Zijn barmhartigheid, door het bad der wedergeboorte en vernieuwing van de Heilige Geest; die Hij over ons rijkelijk heeft uitgegoten door Jezus Christus, onze Zaligmaker.
Die Geest van Christus is de Geest van het geloof (2 Korinthe 4:13). Daardoor worden ze met Hem verenigd. Hij woont daardoor in hun hart, (Efeze 3:17), en Hij leeft in hen. En wel op zo’n wijze dat het leven dat ze nu in het vlees leven, zij dat leven door het geloof des Zoons van God (Galaten 2:20).
Dat geeft de Heiland te kennen als Hij (Johannes 3:5), tot verklaring van hetgeen Hij hier zegt, het zo zegt: zo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, hij kan in het Koninkrijk Gods niet ingaan.
Nicolaas Simons van Leeuwarden, lekentheoloog te Amsterdam
(”De wedergeboren christen”, 1718)