„Zoek jongeren op, daar waar ze zijn”
„Veel jongeren worstelen echt met de vraag: Hoe word ik met God ver-
zoend?” Dat benadrukte ds. A. A. Egas uit Urk gisteravond in Bunschoten tijdens de jaarvergadering van het Landelijk Contact Jeugdverenigingen van de Christelijke Gereformeerde Kerken (LCJ).
”Hart voor jongeren” was het thema van de avond, dat jeugdwerkadviseur Peter van den Dool eerst inleidde. Vervolgens gaven een LCJ-bestuurslid, een leider van een jeugdvereniging, een jeugdouderling en ds. Egas een reactie op het thema.
De Urker predikant durfde de vraag of hij in zijn gemeente met meer dan 1500 leden alle jongeren kan bereiken, niet positief te beantwoorden. „Maar ik weet wel dat de Heilige Geest hen kan bereiken. Uiteindelijk is het ook een zaak van deze Geest die de harten van jongeren moet aanraken.”
Ds. Egas beklemtoonde het belang van het gebed in het jongerenpastoraat. „Wie jongeren echt wil bereiken, zal uiteindelijk elke avond op z’n knieën voor het bed zijn jongeren van de gemeente opdragen en voor hen worstelen aan de troon van Gods genade.”
Daarnaast achtte ds. Egas het een goede zaak dat predikanten of ouderlingen in het grote gebed tijdens een kerkdienst duidelijk een zegen vragen voor jongeren. „Afgelopen zondag bedacht ik tijdens het zingen na het gebed dat ik dit was vergeten. Toen heb ik dat voor het begin van de preek gezegd, maar de jongeren er ook op gewezen dat de Heilige Geest hen niet vergeet.”
Ook tijdens de preek moet een predikant jongeren niet vergeten, zei ds. Egas. „Hij moet hen aanspreken op een wijze die aansluit bij hun belevingswereld. Daarnaast zijn speciale preekbesprekingen mooie momenten om met jongeren bezig te zijn.”
Ds. Egas was goed te spreken over de ingelaste pauzes van een kwartier tussen de verschillende catechisaties in zijn gemeente. „Er zijn jongeren die tijdens de catechisatie niets durven te vragen. Zij gaan als laatsten het lokaal uit en als predikant weet je dat die straks met een vraag naar je toe komen. Dan heb je ook tijd om daar even met hen over door te praten.”
De predikant zag vooral positieve kanten aan het plaatsen van een vragenbus in het catechisatielokaal. „Dan kunnen de jongeren anoniem met vragen komen. Daarnaast kun je met een speciale jeugdrubriek in de kerkbode proberen jongeren iets mee te geven.”
Urkers zijn gemeenschapsmensen, erkende ds. Egas. „Ze willen elkaar graag ontmoeten. Daarom hebben we aan het einde van ieder catechisatieseizoen ook een informele avond, waarop we gezellig een kopje koffie met elkaar drinken. De jongeren vroegen laatst: „Kunnen we niet elke week voor aanvang van de catechisatie een bakkie doen?” Ik ga nu met de kerkenraad het voorstel bespreken om voortaan eerst een koffiekan rond te laten gaan. Ik vind dat wel iets voor de groep van zestien jaar en ouder.”
Een predikant moet zijn jongeren ook op de markt durven aanspreken, stelde ds. Egas. „Of stap even van je fiets als je iemand ziet. Laat hen merken: De dominee heeft hart voor mij. Ook voor jongeren moeten de drempels van de pastorie zo laag mogelijk zijn. Wat daarbij aansluit, is de mogelijkheid om met jongeren te e-mailen. Dat is een mooie vorm van contact met de dominee.”
Ds. Egas benadrukte dat leidinggevenden in het kerkelijk jeugdwerk niet alleen oog moeten hebben voor serieuze jongeren, maar ook voor randkerkelijken. „Zoek jongeren op waar ze zich bevinden. Waar ze misschien niet horen, maar waar ze wél zijn. Dan raak je hen als ze in de bar zitten: „Komt u ons hier opzoeken?” Bij alle onverschilligheid moet je proberen een brug te slaan en die vragen bij hen los te maken waar ze écht mee zitten.”
Als jongeren daar behoefte aan hebben, trekt ds. Egas de agenda en maakt hij direct een afspraak dat ze een keer bij hem langskomen. „Ik ben geen maatschappelijk werker, maar een dienstknecht van de Heere, die ook de ongerechtigheid moet aanwijzen. Tijdens zo’n gesprek bid ik altijd of ik de juiste antwoorden op de vragen mag geven. Jongeren mogen alles vertellen, waar ze ook mee zitten. Laten ze zich maar eens helemaal uitspreken.”