Dit heeft het gerechtshof in Den Haag donderdag bepaald. Voor polishouders betekent dat dat zij hun schade kunnen gaan claimen.

Het hof beantwoordde de schuldvraag in een beroepszaak die was aangespannen door de stichting Vie d’Or, die de belangen behartigt van duizenden polishouders. Het hof heeft nog geen uitspraak gedaan over de vraag hoe hoog de schadevergoeding is die gedaagden moeten betalen. Eerder heeft de stichting gezegd 177 miljoen gulden (80 miljoen euro) te willen claimen.

Vie d’Or was een levensverzekeringsmaatschappij die in korte tijd een spectaculaire groei doormaakte, maar kort daarna in moeilijkheden kwam en vervolgens failliet werd verklaard. Het hof vindt dat de accountants en de actuaris in een vroeg stadium veel duidelijker hadden moeten waarschuwen dat het met Vie d’Or de verkeerde kant opging. De Verzekeringskamer had eerder en krachtiger moeten ingrijpen.

In oktober gaat het hof zich buigen over de hoogte van het schadebedrag. De stichting moet uiterlijk 1 september doorgeven op welk bedrag zij die berekent. Het wanbeleid van Vie d’Or leverde 11.000 polishouders bij elkaar een strop op van 200 miljoen gulden.

De betrokken accountant is Deloitte en Touche. Deze kreeg in een eerdere fase van de al jaren slepende procedure een berisping opgelegd van het eigen tuchtcollege.

In 1998 al veroordeelde de Ondernemingskamer de levensverzekeraar voor wanbeleid. Aanvankelijk zou de zaak in 1999 verder zijn behandeld. Maar toen volgde uitstel omdat justitie lang moest wachten op bewijsmateriaal uit België.

De Vie d’Or-zaak is vooral een goudmijn voor advocaten, de polishouders hebben tot nu geen cent gekregen. Want rechtszaken en beroepsprocedures buitelden de afgelopen jaren over elkaar heen. Strafprocedures tegen de directeuren van het bedrijf en tegen andere betrokken partijen afzonderlijk kostten jaren. De directeuren kwamen uiteindelijk met de schrik vrij omdat het onderzoek door justitie veel te lang heeft geduurd.