Religieuze vluchteling in 16e eeuw centraal op conferentie in Emden
Religieuze vluchtelingen zijn niet alleen een verschijnsel van de 21e eeuw. Ook in de 16e eeuw, tijdens de Reformatie, vluchtten veel mensen vanwege hun geloofsovertuiging. Over hen gaat het deze week op een internationale conferentie in Emden.
Reformatorische vluchtelingen waren veel meer dan alleen slachtoffers. Ze hebben een diepgaande invloed op Europa gehad, betoogde Geert Janssen, hoogleraar vroegmoderne geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam, woensdag in de eerste lezing in de Johannes a Lasco Bibliotheek in het Duitse Emden.
Als een aspect van deze invloed noemde Janssen de constructie van een „vluchtelingenidentiteit. Het werd een eer om een vluchteling te zijn.” De reformatorische vluchtelingen onderscheidden zich door hun religieuze discipline en hun confessionele exclusiviteit, aldus de Amsterdamse hoogleraar. „Ook werd er een verband gelegd tussen de oudtestamentische ballingschap en de situatie van de vluchtelingen.”
Aan de conferentie nemen zo’n 45 wetenschappers en onderzoekers deel. Het thema migratie wordt benaderd vanuit een breed perspectief, kondigde dr. Marius Lange van Ravenswaay, directeur van de Johannes a Lasco Bibliotheek, in zijn openingswoord aan. Er is aandacht voor de sociale, economische en religieuze aspecten.
Prof. Nicholas Terpstra, historicus uit Canada, betoogde dat er een breder perspectief nodig is om vluchtelingen in de vroegmoderne tijd te begrijpen. Zo hadden joden en moslims te maken met zuiveringen door christenen: zij werden massaal verdreven uit Spanje en Portugal.
Van de 16e tot aan de 18e eeuw waren er volgens Terpstra drie „golven” waarbij christenen verdreven werden. Van 1520 tot 1550 waren het individuen zoals Calvijn die moesten vluchten. In de jaren 1550-1590 kwamen er meer vluchtelingen omdat belijdenissen ervoor zorgden dat de onderlinge verschillen duidelijker werden gemarkeerd, aldus de Canadese historicus. „De golven van katholieken en protestanten die de Nederlanden in- en uitgingen zijn hier een voorbeeld van.”
Hugenoten
Uiteindelijk moesten in de 17e en de 18e eeuw vele duizenden vluchten omdat belijdenissen en catechismussen het beleid van hele naties gingen bepalen, aldus Terpstra. Als voorbeeld noemt hij het herroepen van het Edict van Nantes in 1685 door Frankrijk. Als gevolg daarvan moesten duizenden hugenoten de wijk nemen.
Wat was de intentie om deze vluchtelingen te verdrijven? Terpsta stelde dat het idee van religieuze reinheid een belangrijke rol speelde. „Door het isoleren of het verdrijven van wat verschillend is, wordt geprobeerd de reinheid van een gemeenschap te herstellen. Het verdrijven van mensen is zowel een daad van vroomheid als een politieke daad.”
De Duitse historicus Alexander Schunka ging in op de financiering van religieuze migratie in de 15e en de 16e eeuw. Hij begon zijn lezing door te stellen dat het verkeerd is om ervan uit te gaan dat vluchtelingen geclassificeerd kunnen worden als ofwel religieus of economisch. „Elke verandering van plaats kost geld en elke vluchteling heeft geld nodig.”
Volgens Schunka was het vaak niet betaalbaar dat de hele familie vluchtte. „Sommigen bleven achter om zorg te dragen voor het huishouden, anderen verbleven in ballingschap en reisden heen en weer.”
Religieuze vluchtelingen die een goed en overtuigend verhaal hadden te vertellen, kwamen gemakkelijker aan geld dan verdachte zwervers, aldus Schunka. „Geloof, moreel gedrag en vaardigheden waren belangrijk om te bepalen of iemand iets ontving.”
Voor de vluchtelingen waren donaties van de kerk en de lokale autoriteiten cruciaal, zegt Schunka. „Ook geldinzamelingen door religieuze groeperingen, zoals de gemeenschap van de hugenoten, zorgden ervoor dat vluchtelingen konden reizen en zich ergens konden vestigen.”
Een van de bezoekers van de conferentie is Peter Gorter, promovendus aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij is betrokken bij een onderzoeksproject naar Nederlandse gereformeerde vluchtelingen in het Rijnland. „Ik vind het interessant hoe de eerste gereformeerde kerken zich vormden.” Gorter voert zijn onderzoek uit door verslagen van kerkenraadsvergaderingen en brieven uit die tijd te bestuderen. „Daaruit blijkt dat gereformeerden aan de ene kant bereid waren om zich aan te passen, tegelijkertijd zochten ze hoe ze hun identiteit konden vasthouden.”