Binnenland

Ruim baan voor de burger

De tijd dat de overheid alles moest opknappen, is voorbij. Steeds vaker nemen burgers het heft in handen. Ze gaan samen energie opwekken, zorg verlenen, het groen onderhouden of de buurt beveiligen. „Dit biedt christenen heel veel mogelijkheden om langs praktische weg te getuigen.”

Kees de Groot
26 June 2017 20:30Gewijzigd op 16 November 2020 10:53
Koningin Maxima bezocht begin dit jaar windmolenpark Nijmegen-Betuwe. Dat park is er gekomen op initiatief van inwoners uit de regio en is hun eigendom. Zulk soort maatschappelijke acties schieten de laatste jaren als paddenstoelen uit de grond. beeld ANP
Koningin Maxima bezocht begin dit jaar windmolenpark Nijmegen-Betuwe. Dat park is er gekomen op initiatief van inwoners uit de regio en is hun eigendom. Zulk soort maatschappelijke acties schieten de laatste jaren als paddenstoelen uit de grond. beeld ANP

Dé kartrekker in het openbare leven was decennialang de overheid. Het toppunt van haar omvang bereikte de staat in de jaren zeventig van de vorige eeuw, toen de verzorgingsstaat werd uitgebouwd. Financiële tekorten dwongen diezelfde overheid vanaf de jaren tachtig tot een terugtocht: de marktwerking deed haar intrede. Wel hield ze de regie en bleef ze de belangrijkste sturende macht.

Vandaag de dag, schetst prof. dr. Arwin van Buuren (1980) in zijn vrijdag aan de Rotterdamse Erasmus Universiteit uitgesproken oratie ”Vormgeven aan uitnodigend bestuur”, leven we in een „energieke” samenleving. Op tal van terreinen willen burgers zelf aan de slag en vragen ze daarvoor ruimte. Ze dagen de overheid uit een stapje opzij te zetten of komen met tegenvoorstellen voor overheidsplannen. „Dat kan gebeuren uit pure onvrede met wat de overheid doet. Maar ook uit diepgevoelde compassie met de wijk of het milieu. Of uit welbegrepen eigenbelang, waarbij mensen nieuwe verdienmogelijkheden zien en daarom zelf in touw komen.”

Van Buuren, sinds juli vorig jaar bijzonder hoogleraar bestuurskunde, signaleert dat overheden initiatieven van burgers regelmatig omarmen „omdat ze zien dat dit ze helpt.” En steeds vaker „kiezen overheden de aanval in plaats van de verdediging” en moedigen ze burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties juist aan om in actie te komen. „Uitnodigend bestuur”, noemt hij dat.

Bij overheden groeit namelijk het besef dat ze in de steeds complexer wordende wereld anderen nodig hebben om maatschappelijke doelen te realiseren. Ze kunnen én willen het niet (meer) alleen af.

Draagvlak

In zijn oratie onderscheidt Van Buuren vier motieven voor overheden om gebruik te maken van het zelforganiserende vermogen van de samenleving. Het eerste is dat overheden burgers zo veel mogelijk zeggenschap willen geven over hun omgeving omdat dit goed is voor het draagvlak van het beleid.

Het tweede is dat de band tussen burgers onderling en de samenhang in de samenleving sterker wordt als zij zelf verantwoordelijkheid nemen om publieke diensten, zoals het verlenen van zorg, te realiseren.

Het derde is dat de kracht en de kwaliteit van het bestuur toenemen: als burgers alternatieve plannen mogen voorstellen, dwingt dat overheidsorganisaties alles uit de kast te halen om daarop in te spelen en maatwerk te leveren.

Het vierde motief is van financiële aard: alles wat burgers doen, hoeft de overheid niet te doen en scheelt dus geld. Of, positief gesteld: als burgers een extraatje kunnen toevoegen aan wat de overheid al voor haar rekening neemt, komt dat de samenleving ten goede.

Het mooie daarbij is, stelt Van Buuren, dat (groepen) burgers de kans krijgen om dingen te realiseren die ze zélf belangrijk vinden –zoals gemeenteplantsoenen gebruiken voor stadslandbouw– naast of aanvullend op wat de overheid al doet in het algemeen belang. „Ze zijn graag bereid daar tijd en energie in te investeren. Omdat ze zich eigenaar voelen en omdat ze de gelegenheid krijgen iets neer te zetten waar ze zelf in geloven.”

Dat klinkt allemaal prachtig, maar hoe pakt de nieuwe samenwerking tussen overheid en burgers in de praktijk uit?

„Niet zelden zie je een kloof tussen wat overheden zeggen en wat ze eigenlijk bedoelen. Dan spreken ze mooie woorden over de maatschappelijke meerwaarde die burgers kunnen bieden, terwijl ze er feitelijk op uit zijn om geld te besparen of om hen voor hun eigen karretje te spannen. Of ze doen voorkomen alsof er royale mogelijkheden zijn en veel ruimte voor burgerinitiatieven, maar ondertussen stellen ze meer en striktere eisen aan burgers dan aan zichzelf. Ik snap dat overheden garanties vragen, maar als ze zo veel voetangels en klemmen neerleggen, zakt de moed initiatiefnemers al gauw in de schoenen.

Overheden zitten er ook niet altijd op te wachten dat mensen met eigen ideeën bij ze aankloppen. Dan voelen ze zich daardoor verrast, overvallen en ook wel bedreigd. Lang niet alle politici en ambtenaren doen graag een stapje terug of geven hun werk uit handen aan gewone mensen. Denk aan een wethouder die wil scoren met zijn eigen plan om kordaat over te komen bij de kiezer.

Het valt ook niet mee om pas op de plaats te maken als je altijd gewend bent geweest bepaalde taken op je eigen manier en moment uit te voeren. Voor een waterschap kan het bijvoorbeeld al moeilijk te verteren zijn om een groepje mountainbikers voortaan het gras op het talud te laten maaien op een manier die past bij hun sport. En niet ten onrechte, gelet op het belang van veilige dijken.

Ruimte geven aan burgers vereist op alle overheidsniveaus een verandering van denken. Maar je ziet dat overheden zich steeds vaker realiseren dat het niet slim is om alles zelf te doen. Ze ondernemen allerlei pogingen om een kentering aan te brengen. Dat gaat met knarsen en piepen. In veel gevallen is het samenspel tussen overheid en burgers een worsteling. Lang niet altijd en overal levert het wat op, maar er zijn steeds meer voorbeelden van projecten die wél slagen.”

In hoeverre zijn overheden beducht dat burgerinitiatieven na verloop van tijd weer verzanden en zij het werk alsnog zelf moeten doen?

„Die vrees is niet onterecht. De continuïteit van zulke initiatieven is soms inderdaad een probleem. Overheden moeten daarom werken aan hun verbindend vermogen, zodat ze burgers of bedrijven kunnen motiveren om de taak die ze op zich hebben genomen te blijven uitvoeren.

Daarnaast moeten ze flexibeler worden, zodat ze makkelijker kunnen schakelen van zelf presteren naar taken uit handen geven. En ook weer in staat zijn om naar voren te stappen als er een gat valt. Dat is voor overheden een hele kunst. Mijn leerstoel is mede bedoeld om ze daar op praktische wijze bij te gaan helpen.”

Treedt de overheid wel echt terug, of probeert ze via maatschappelijke initiatieven juist haar greep op de samenleving te vergroten?

„Dat gevaar zit er wel degelijk in, ja. In Rotterdam bijvoorbeeld krijgen burgers subsidie voor de uitwerking van hun eigen plannen, maar dan moeten ze tegelijkertijd beloven klussen voor de overheid op te knappen. Meestal is er ook geen sprake van dat de overheid een stap terug doet. Vaker zie je dat burgers iets toevoegen aan wat de overheid al doet. Op heel veel terreinen zie ik niet een-twee-drie gebeuren dat de overheid haar takenpakket verkleint.”

Zijn er taken die een overheid nooit uit handen mag geven?

„De overheid moet de rechtsstaat garanderen, het algemeen belang behartigen en is een onmisbare achtervang voor kwetsbare mensen. Maar wat precies tot de kerntaken van de overheid hoort, is niet vastomlijnd. Neem bijvoorbeeld veiligheid. Overal in het land zie je WhatsApp-groepen ontstaan die de politie werk uit handen nemen. Die kan zich vervolgens meer richten op de georganiseerde criminaliteit. Of de sociale zekerheid: de overheid garandeert mensen een bestaansminimum, maar kan de re-integratie van werklozen overlaten aan sociaal ondernemers.”

U bent behalve wetenschapper ook SGP-raadslid in Capelle aan den IJssel. Hoe duidt u vanuit uw politieke achtergrond deze ontwikkeling?

„In de reformatorische traditie van Calvijn en Althusius doet de overheid alleen datgene wat niet wordt opgepakt door lagere kringen. Vanuit dat gedachtegoed juich ik het enorm toe als mensen zelf meer verantwoordelijkheid willen en kunnen nemen voor hun eigen leefomgeving. Dat komt de kracht van de samenleving ten goede.

Ik hoop dat we Vadertje Staat structureel kunnen afbouwen. Als ik zie welke problemen er in de toekomst op ons afkomen –vergrijzing, toenemende onveiligheid– dan verwacht ik niet dat deze trend snel overwaait. De overheid zal haar centjes hard nodig hebben om haar kerntaken überhaupt te blijven uitvoeren.

Politiek gezien is er ook breed belangstelling voor om burgers ruimte te geven voor hun eigen plannen en om overheidstaken over te nemen. Gemeenten met uiteenlopende coalities maken daar gebruik van. Je moet ook wel een verstokte marxist zijn om je daartegen te verzetten.”

Welke kansen voor christenen biedt de beweging naar wellicht iets minder overheid en meer samenleving?

„Traditiegetrouw zijn we als gezindte sterk op de politiek gericht als het gaat om het laten doorklinken van onze stem in de samenleving. We verwachten veel van onze politici: die moeten dat geluid maar doorgeven. Maar als we voor een kleine overheid zijn, moeten we zelf een grote samenleving organiseren.

De huidige netwerksamenleving biedt christenen tal van aanvullende mogelijkheden om langs praktische weg te getuigen. Door bijvoorbeeld mee te helpen bij de integratie van vluchtelingen. Of door, met steun van de overheid, zorg te organiseren voor mensen in jouw buurt.

Dan kun je veel meer uitstralen van je christen-zijn dan wanneer je hen alleen op zondag in je zwarte pak voorbijloopt naar de kerk. Het is dan ook gemakkelijker om met buren en medeburgers in gesprek te komen over waar je voor staat en wat je mag geloven dan wanneer je je afzijdig houdt.

Ik realiseer me terdege dat door mensen in onze gezindte al veel vrijwilligerswerk wordt gedaan: bestuurswerk, catechisatie, bezoekjes afleggen, noem maar op. Maar dat speelt zich vaak af op het kerkelijk erf. Daardoor is de tijd die overblijft om dingen buiten de eigen kring te organiseren natuurlijk beperkt. Je kunt je wel afvragen of we daardoor geen kansen laten liggen.”

Voorbeelden te over

Private initiatieven schieten als paddenstoelen uit de grond. Zo realiseerde in Sint Michielsgestel een coöperatie van burgers een waterkrachtcentrale bij een stuw in de rivier de Dommel. In talloze plaatsen beheren mensen openbaar groen of speeltuinen. En zijn groepen burgers actief als buurtwacht. In het Markermeer nam Natuurmonumenten het voortouw bij de aanleg van de Markerwadden.

Overheden scheppen bewust gelegenheid voor zulke activiteiten. Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Tilburg bijvoorbeeld gaven burgers het recht om de gemeente uit te dagen wanneer zij een overheidstaak willen overnemen en denken dat beter, efficiënter en met grotere betrokkenheid van bewoners te kunnen doen. Helmond, om nog iets te noemen, biedt via een interactieve kaart braakliggende stukken grond aan de lokale samenleving aan om te worden gebruikt voor allerlei activiteiten die burgers willen ondernemen.

Rotterdam legde enkele jaren geleden een park aan op het dak van een nieuwe winkelboulevard en boven een naburige waterkering. Burgers richtten vervolgens een stichting op om het park te beheren en er allerlei activiteiten te organiseren.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer