Dat zei Nol Verdaasdonk (Brabantse Milieufederatie) donderdag tijdens een hoorzitting in de Kamer over mestfraude. Hij noemde die fraude een „pregnant voorbeeld” van de negatieve gevolgen van „een veehouderij die ver buiten de grenzen van een fatsoenlijke milieugebruiksruimte opereert.”

Op tal van veehouderijen wordt veel meer mest geproduceerd dan de boeren op hun eigen land kwijt kunnen, lichtte hij toe. Die overtollige mest moeten ze vervolgens ergens kwijt zien te raken. Dat gaat niet altijd volgens de regels. Hoe kleiner het mestoverschot, hoe kleiner de kans op fraude, aldus Verdaasdonk. „Breng de omvang van de Nederlandse veestapel in evenwicht met de hoeveelheid mest die de in gebruik zijnde cultuurgrond kan opnemen.”

De druk op de mestmarkt moet worden verlicht, zei ook Fred Stouthart (Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant). Alleen extra controle lost het fraudeprobleem niet op.