Cultuur & boeken

Kleurrijke reportages uit het interbellum

De Joodse schrijver en journalist Joseph Roth is een reiziger, geen toerist. Hij denkt, mijmert en schrijft terwijl hij van de ene Franse stad naar de andere trekt.

Esther Karels-Boonzaaijer
21 June 2017 11:20Gewijzigd op 16 November 2020 10:51
Straatbeeld, Parijs in de jaren 20. beeld Andre Kertesz
Straatbeeld, Parijs in de jaren 20. beeld Andre Kertesz

Met woorden schildert hij voor ons lege schoolgebouwen in de zomervakantie, een stad geplet tussen rotsige heuvels en een oude bootsman uit wiens oren grijs mos groeit.

Als één schrijver voor mij het oude Europa belichaamt, dan wel Joseph Roth (1894-1939). Wat een droevig genot hem te lezen, aldus schrijver Benno Barnard in zijn Huizingalezing van 2002. Het is een treffende typering van de bundel met reportages over Frankrijk, onlangs door Els Snick uit het Duits vertaald.

Een droevig genot om te lezen. Een genot vanwege de mooie zinnen en vergelijkingen: „Uit de verte zie je een bosje daken, een ongeordend en als het ware vers geplukt boeketje huizen.” Zijn rake observaties: „Alleen bij armen kun je de avond voelen. Voor anderen is de avond het vervolg van de dag. Voor armen betekent de avond rust. Ze zitten op straat voor hun deuren, ze staan voor hun vensters of lopen een eindje tot aan de rivier.” De doordenkers: „We maakten alles al mee, voor we nog maar iets konden meemaken”, schrijft hij over zijn generatie.

Tegelijk stemt het boek droevig, vanwege de onvervulde verlangens en rusteloosheid die eruit spreken en het tragische leven van deze Joods-Oostenrijkse journalist en schrijver, die op 44-jarige leeftijd aan drankmisbruik ten onder ging.

Bergafwaarts

Geboren in Galicië, wat nu Oekraïne is, bleef Roth altijd vervuld van een soort trots op en heimwee naar dit verloren gegane rijk. In Wenen studeerde hij Duitse taal en letterkunde. Tijdens de Eerste Wereldoorlog vocht hij aan het oostfront. Daarna begon hij voor linkse kranten te schrijven, eerst in Oostenrijk, later in Duitsland. De achterflap van dit boek noemt hem zelfs „de grootste journalist van zijn tijd.”

Na een reis door Rusland was hij van zijn linkse aspiraties genezen en helde hij over naar conservatisme en rooms-katholicisme. In 1933, op de dag dat Hitler rijkskanselier werd, ontvluchtte Roth Duitsland en begon hij zijn omzwervingen: van Amsterdam naar Parijs, van Oostende naar Marseille. Terwijl het Derde Rijk zijn tentakels naar Europa begon uit te slaan, kwam Roth steeds meer in de greep van alcohol. Vriend en collega-schrijver Anton van Duinkerken dichtte over hem: „Ja, Joseph Roth was een lijder aan drankzucht, een stakker/ In ’t oog der fatsoenlijken, weinig geschikt voor den omgang met lieden/ Die zich en hun soort adoreeren.”

Tijdens zijn reizen zocht hij naar tekenen van hoop. Het ging echter alleen maar bergafwaarts in Europa. Voordat de Tweede Wereldoorlog in volle heftigheid losbarstte, stierf hij, in 1939.

Roth lijkt zich in een nieuwe populariteit te kunnen verheugen. In 2008 werd in Wenen het internationaal Joseph Roth Gesellschaft opgericht, dat enkele jaren geleden een Vlaams-Nederlandse afdeling kreeg. Er verschijnen hertalingen van zijn boeken waarin belangrijke schrijvers, zoals Arnon Grunberg en Geert Mak, voorwoorden schrijven. Literair vertaalster Els Snick, die ook een proefschrift over Roth schreef (met zo’n typische Rothtitel ”Waar het me slecht gaat is mijn vaderland”) heeft deze bundel verzorgd. ”In het land van de eeuwige zomer” is een verzameling korte reportages, waarvan de meeste over Frankrijk gaan. Een enkele keer is er overlap tussen de stukken, wat bij een gewone lezer verbazing wekt – dit heb ik toch al gelezen?

Vat vol tegenstrijdigheden

Met zijn pen gedoopt in ironie tekent Roth het toeristisch bezoeken van slagvelden in grote, comfortabele touringcars. De busonderneming „doet alleen in mentale schokken.” Van een soort cynische berusting is zijn stuk over een bezoek aan een huis van lichte zeden: „Je herinnert je alleen nog dat het na middernacht was toen de poort van het paradijs zich opende en je aan je zondeval begon.” Even verderop: „De straat schudt nieuwe gasten, tot het paradijs veroordeelden, naar beneden.” Dit vind ik het meest kenmerkende van zijn stijl: steeds tegenstellingen en tegenstrijdigheden opwerpen, het liefst in één zin. Een stierenvechter noemt hij „een bang, laf, dapper, heroïsch burgermannetje.”

Roth is een vat vol tegenstrijdigheden, in zijn persoonlijk leven: links, rechts, Joods, katholiek, journalist en romancier, alcoholist en productief schrijver, alles loopt door elkaar heen. Dat zie je terug in dit boek: hij vindt nergens rust of houvast. De ene keer is hij uiterst lyrisch, over Lyon en Avignon bijvoorbeeld, de andere keer behoorlijk kritisch, over Vienne en Tournon. Nu eens gelovig, dan weer ongelovig – daar slaat de balans trouwens wel naar over. Invoelend, licht spottend, berustend. Voor een kennismaking met het werk van Roth is dit boek heel geschikt.

Ook geeft het een tijdsbeeld van de periode tussen de wereldoorlogen. De Eerste is nog tastbaar aanwezig in het landschap waar Roth door trekt, terwijl de Tweede zijn schaduwen vooruit werpt.

Boekgegevens

”In het land van de eeuwige zomer. Reportages uit Frankrijk”, Joseph Roth (vert. Els Snick); uitg. Bas Lubberhuizen, Amsterdam, 2017; ISBN 978 90 593 7475 1; 240 blz.; € 19,99.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer