Wederliefde
Handelingen 19:2a
„Hebt gij de Heilige Geest ontvangen, als gij geloofd hebt?”
De moeilijkste plicht voor een natuurlijke mens is om de vijanden lief te hebben. Maar wie deelgenoot gemaakt is van de belofte van de Vader zal ervaren dat deze plicht uitvoerbaar en licht is. Want als wij opnieuw uit God geboren zijn, moeten wij Hem gelijk zijn. Dus moeten we een vermaak hebben in de plicht om goed te doen aan onze ergste vijanden op dezelfde manier als Hij deed. Echter niet in dezelfde graad, omdat Hij volmaakt is. Hij zendt Zijn regen op de bozen en de goeden en doet Zijn zon schijnen op de rechtvaardigen en de onrechtvaardigen. Hierin „bevestigt God Zijn liefde jegens ons” (Romeinen 5:8) dat Hij, als wij Zijn vijanden waren, „Zijn Zoon uitgezonden heeft, geworden uit een vrouw, geworden onder de wet” (Galaten 4:4), opdat Hij een vloek zou worden voor ons. Door heel de Schrift heen vinden we veel meer kenmerken waaraan we ons kunnen toetsen of we de Heilige Geest ontvangen hebben of niet. Bijvoorbeeld: „Het bedenken des vleses is de dood, maar het bedenken des Geestes is het leven en vrede” (Romeinen 8:6). „De vrucht des Geestes is blijdschap, vrede, lankmoedigheid, zachtmoedigheid” (Gal. 5:22). Zo kunnen er veel teksten genoemd worden.
Wie bij onpartijdig onderzoek de bovengenoemde kenmerken in zijn ziel waarneemt, kan er zeker van zijn dat zijn pardon in de hemel verzegeld is, alsof een engel het had gezegd.
George Whitefield,
predikant te Newburyport
(”Keur van leerredenen”, 1770)