„Laat kleuter weer spelen”
Een dolenthousiaste, creatieve, ‘ouderwetse’ kleuterjuf is ze. Petra van Ginkel-van Garderen (52) uit Goes was sinds haar afstuderen op de opleiding tot kleuterleidster (OK) in 1983 jarenlang kleuterjuf.
Toen haar kinderen groter waren, kwam ze door invalwerk in alle groepen van het basisonderwijs terecht. „Ik deed een master en werd daarna intern begeleider. Toen heb ik alle materialen voor de kleuters opgeruimd – ik zou toch niet naar hen teruggaan.”
Als intern begeleidster miste ze echter het contact met de kinderen „enorm.” Een advertentie van de reformatorische Graaf Jan van Nassauschool in Vlissingen, vier jaar geleden, deed haar geen moment aarzelen: ze ging terug naar de kleuters. „Toen had ik echter het probleem dat ik al mijn materiaal had weggegooid – en ben ik opnieuw begonnen.”
De Goese verzamelde ideeën op het sociale medium Pinterest, een site waarop afbeeldingen kunnen worden gepubliceerd. „Wat mij opviel, was dat veel materialen voor het kleuteronderwijs zwart-wit waren, en op internet vaak van elkaar waren gekopieerd. Ik ben daarom zelf begonnen met het maken van eigen, kleurig materiaal.”
Website
Een zoon had de Vlissingse kleuterjuf al eens eerder gesuggereerd een website te beginnen. „Dat heb ik in oktober 2013 met zijn hulp gedaan, om mijn eigen materialen en lesideeën op één plek te hebben, zodat ik die op school kon gebruiken. Ik heb toen een paar ideeën gepind op Pinterest, onder andere van een gymles.”
Een invalcollega moest diezelfde week een gymles aan kleuters geven en kwam enthousiast op school met het idee van Van Ginkel voor zo’n les. „Zonder dat ze wist dat het van mij was.” Het voorval was een stimulans om door te gaan met haar site, kleuteridee.nl, die in de begintijd al snel zo’n 600 unieke bezoekers per dag trok.
De Goese weet zich gezegend door haar creatieve gaven. „Ik ervaar die als een gave van de Heere God die ik mag gebruiken en waaraan ik ook veel plezier ontleen. Bij alle materialen en werkjes doe ik zelf de vormgeving.”
Internationaal
Ze lanceerde ideeën, maakte materialen, fotografeerde werkjes en zette die op Pinterest. „Bij kleuters wordt meestal niet met methodes gewerkt maar met thema’s. Dat betekent dat leerkrachten alles zelf moeten bedenken. Op Kleuteridee kunnen zij kant-en-klaar materiaal vinden en gebruiken.”
De belangstelling op Pinterest voor het werk van de Zeeuwse kleuterjuf groeide explosief. Zo’n 64.500 belangstellenden volgen inmiddels daar haar producties. „Op een doorsneewerkdag krijgt mijn site zo’n 6000 à 8000 unieke bezoekers, met uitschieters richting de 10.000.”
Die komen uit de hele wereld. „Het voordeel van kleutermateriaal is dat er weinig woorden op staan, dus is het internationaal toe te passen. Op een gegeven moment waren er 200 bezoekers uit Thailand. Daar bleek op dat moment een onderwijscongres aan de gang te zijn.”
Van Ginkel leverde ook tien projecten voor de site van de Kleuteruniversiteit, maar stopte daar inmiddels mee. „Mijn lespakketten verkochten weliswaar goed, maar ik ging liever zelfstandig door. Dat vraagt minder tijd. Ik ben nu bezig met het thema ”oog”. Collega’s zijn blij met materiaal over nieuwe thema’s.”
U zou ervan kunnen gaan leven.
„Ik heb nu ook spellenpakketten te koop op Kleuteridee. Maar laat mij nog maar even bij de kleuters. Ik wil contact met de kinderen houden en van hen genieten. Maar wie weet, ik mag nog tot mijn 67e door.”
U bent een van de laatste lichtingen afgestudeerden van de opleiding tot kleuterleidster. Hoe beoordeelt u de huidige aandacht voor het jonge kind op pabo’s?
„Er is op de pabo’s wel aandacht voor jonge kinderen, maar beperkt. Dat kan ook niet anders. Bij de oude opleiding tot kleuterleidster lag de focus drie jaar lang op het jonge kind.”
Wat vindt u van het huidige, resultaatgerichte kleuteronderwijs?
„Een kleuter ontwikkelt zich vaak sprongsgewijs. Het kan soms dat een kind eerst geen belangstelling voor letters heeft en drie weken later opeens wel. Het is natuurlijk goed dat er aandacht is voor een leerling die wat trager is in zijn ontwikkeling, maar dat komt meestal vanzelf goed. Ik ben ook blij dat de verplichting van de Cito-kleutertoets er enkele jaren geleden afgegaan is. Onze school heeft die inmiddels gelukkig ook afgeschaft.”
Hoe beoordeelt u de wens van staatssecretaris Dekker om het doorkleuteren, het laten zitten van kleuters in groep 2, te verminderen?
„Sommige kleuters worden heel ongelukkig in groep 3. Als een kind er nog niet rijp voor is, moet je het wellicht laten doorkleuteren.
In Nederland besteedt het onderwijs echter veel aandacht aan het behalen van een zo hoog mogelijk niveau. De ‘opbrengst’ van doorkleuteren zou aan het eind van de schoolloopbaan niet zo hoog zijn, zegt een aantal onderzoeken. Maar die onderzoeken zijn mijns inziens niet goed onderbouwd. Ook zijn er geen onderzoeken gedaan naar wat er zou gebeuren als alle kinderen doorstroomden naar groep 3.
Ik denk aan een meisje in groep 2, een jonge leerling die vaak in haar schulp kroop. Van haar was het de vraag of zij de overgang naar groep 3 sociaalemotioneel aankon. Die zou kunnen leiden tot faalangst. Bovendien moeten kinderen tegenwoordig bij deze overgang minimaal zo’n veertien, vijftien letters kennen en kunnen hakken en plakken: d-a-k samenvoegen tot ”dak” en ”dak” kunnen knippen tot d-a-k. Het is daarom belangrijk om altijd te kijken naar de ontwikkelingsfase van het kind op dát moment, sociaal en qua leerprestaties.”
Moet de OK terugkomen?
„Dat is de vraag. Er zijn wel geluiden in het veld en op internet die daarvoor pleiten. Ik zou zeggen: laat de pabostudenten in het eerste jaar langer kennismaken met het werkveld en laat hen aan het eind van dat jaar kiezen. Zodoende kunnen degenen die zich willen specialiseren in het jonge kind drie jaar lang kennis daarover opdoen. Dat is net zo lang als de OK vroeger duurde. Nu specialiseren studenten zich pas na het tweede studiejaar. Het allerbelangrijkste vind ik dat de kleuter weer mag spelen.”
Dees is nog niet toe aan groep 3
Er moet meer aandacht voor het jonge kind komen, zegt dr. Ewald Vervaet (67). De ontwikkelingspsycholoog kritiseert al jaren de huidige lijn van het ministerie van Onderwijs, de pabo’s en de heersende pedagogische lijn bij de PO-Raad.
De kern daarvan is dat de huidige pedagogiek ervan uitgaat dat een kind zich volgens een vaste, doorgaande lijn ontwikkelt. Vervaet, en met hem een groeiend aantal menswetenschappers en leerkrachten, zien een meer schoksgewijze ontwikkeling bij kinderen. Zij bepleiten meer individuele aandacht voor het kind. Ook onderscheiden ze verschillende fases van het jonge kind, van zuigeling, baby en dreumes, peuter en kleuter.
De kleuter is geen jong schoolkind, stelt Vervaet. Hij test regelmatig in het onderwijs jonge kinderen op hun niveau. Met testjes zoals het tekenen van een huis en het schrijven van enkele woorden en namen, wil hij vaststellen of een kind al aan leesonderwijs toe is of dat het nog als kleuter lekker moet spelen.
In zijn met boeken volgestouwde bovenwoning in Amsterdam-Centrum-Oost laat de ontwikkelingspsycholoog wat tests zien. Zo kan Christoffer doorstromen naar groep 3. Hij kent al de meeste van de letters van zijn eigen, ingewikkelde naam. Ook is hij in staat de namen van zijn medegezinsleden op te schrijven.
Dafne daarentegen komt tot een enkele letter van haar naam, en noemt bij medegezinsleden alleen „mama” en „papa.” Dees schrijft alleen de e van zijn naam gespiegeld en laat het vel verder leeg.
De beweringen van Vervaet en de zijnen zijn geen gemeengoed. „Een leerkracht op een cursus huilde bijna. Ze vroeg: „Waarom heeft niemand me dat verteld?” vertelt hij. „Het lukte haar niet om kinderen bepaalde stof bij te brengen. Vijf jaar lang dacht ze: Wat doe ik fout? Toen hoorde ze van mij dat die kinderen er nog niet aan toe waren.”
Volgens Vervaet moet de vraag zijn: wat doet staatssecretaris Dekker van Onderwijs fout? Hij is volgens de ontwikkelingspsycholoog de verpersoonlijking van de zijns inziens foute lijn. „Hij gaat voor de prestaties, in plaats van voor het proces. Zo heeft hij aangekondigd dat het aandeel zittenblijvers moet dalen van 2,2 procent van de basisschoolleerlingen in 2013 naar 1,5 procent in 2020 – met een derde dus! Dergelijk beleid geeft een enorme, oneigenlijke druk op het onderwijs.”
Dekker legde de nadruk erop dat er minder kleuters in groep 2 moesten blijven zitten. „Een kleuter wordt niet ineens een universitair student. Een kind moet naar groep 3 als het eraan toe is. Anders wordt groep 3 een kleuterklas.”
Als een kind niet blijft zitten maar doorstroomt, is dat volgens Vervaet niet goedkoper maar duurder, omdat het met het betrokken kind niet goed gaat. Daarbij komt dat kinderen van een verschillend niveau in één klas samenkomen, en er een beroep wordt gedaan op het werken in niveaus, een van de principes van het passend onderwijs. „Passend onderwijs is heel erg fout. Het is in de praktijk niet te doen voor de leerkracht.”
Volgens Vervaet groeit het verzet tegen de huidige onderwijspraktijk. „Er komt meer aandacht voor die kritiek. Vroeger stonden mensen alleen en werden ze beschouwd als de dorpsgek, maar tegenwoordig durven mensen meer te zeggen.”
Niet startbekwaam
Een voorbeeld daarvan vindt hij de veldconsultatie van het ministerie van Onderwijs in het werkveld, op 16 december vorig jaar, waarbij veel leerkrachten, schoolleiders en bestuurders aanwezig waren. „Dat ging onder meer over de vraag of de pabo’s startbekwame leraren afleveren. Alle mensen, ook pabodocenten, stonden in de hoek die beweerde dat dit niet zo is. Zij vinden dat er op de pabo’s onvoldoende wordt gedifferentieerd naar het jonge kind. De meeste mensen uit de praktijk zijn het daarmee eens.”
In het onderwijsveld zijn de alternatieve krachten meer gebundeld. Vervaet –die voorheen een roepende in de onderwijswoestijn leek– werkt sinds 2012 samen met een aantal kleuterleerkrachten die afkomstig zijn van de in 1984 opgeheven opleiding tot kleuterleidster (OK). Zij bundelden hun krachten in de Werk-/Steungroep Kleuteronderwijs (WSK). Die heeft tot doel meer aandacht voor het jonge kind te bundelen en te genereren. De groep ziet de afschaffing van de kleutertoets in 2013 als een wapenfeit.
Het is een teken dat ook in de politiek het tij aan het kenteren is, stelt Vervaet. „Ik heb veel vertrouwen in de (voormalige) onderwijswoordvoerders Rog (CDA), Van Meenen (D66), Bruins (ChristenUnie), Bisschop (SGP), Klaver (GroenLinks) en Van Dijk (SP).”
Opvallende afwezige partijen in dit rijtje zijn de VVD en de PvdA, waarvan zeker de eerste nodig is voor een nieuw kabinet. En laat staatssecretaris Dekker nu juist van die partij zijn. „Ik hoop dat hij níét op Onderwijs komt”, poneert Vervaet. Waarom niet? „Hij heeft geen verstand van onderwijs, heeft geen voeling met het kind, en dient daarom als politicus daar verre van te blijven.”
Het roer moet nodig om, vindt Vervaet. „Pabo’s gaan ook de schoksgewijze lijn onderwijzen, het onderwijs stopt met de papierwinkel en er komt weer aandacht voor het jonge kind.”