Hebt uw vijanden lief
Handelingen 19:2a
„Hebt gij de Heilige Geest ontvangen, als gij geloofd hebt?”
Zodra iemand werkelijk in Christus is, vermindert alle bekrompenheid met de dag. De scheidsmuur van dweperij en ijver voor zijn eigen partij wordt steeds meer afgebroken. Des te dichter men bij de hemel komt, des te ruimer wordt zijn hart door die liefde, die geen verschil maakt tussen volk, taal of natie. Wij zullen allen uit één hart, eenstemmig, de lof zingen van Hem Die eeuwig op de troon zit.
Het Schriftuurlijke kenmerk van de nieuwe geboorte is: onze vijanden lief te hebben. „Maar Ik zeg u”, zegt Jezus Christus, „Hebt uw vijanden lief; zegent ze die u vervloeken; doet wel aan degenen die u haten…” (Mattheüs 5:44). Deze plicht om onze vijanden lief te hebben is zo nodig dat zonder die, zoals onze gezegende Heere ons zegt, onze gerechtigheid niet overvloediger is dan die van de Schriftgeleerden en de Farizeeën, of zelfs van de tollenaars en zondaren. Wanneer u goeddoet degenen die u goeddoen, wat doet u boven anderen? Wat voor buitengewoons doet u? Doen zelfs de tollenaars niet hetzelfde?
Deze voorschriften heeft de Heere bevestigd met Zijn eigen voorbeeld: Hij weende over de bloedstad. Hij werd als een schaap ter slachting geleid. Liefdevol tot Judas: „Verraadt gij de Zoon des mensen met een kus?” (Lukas 22:48). Hij bad in doodsangst voor Zijn moordenaars: „Vader, vergeef het hun; want zij weten niet wat zij doen” (Luk. 23:34).
George Whitefield,
predikant te Newburyport
(”Keur van leerredenen”, 1770)