Daniel Beer beschrijft straf in Siberië als „school van zedenbederf”
Wie naar Siberië werd verbannen, moest te voet naar zijn bestemming. Dat was algauw 3000 kilometer, maar meestal verder.
Het kostte wel een jaar of twee om bij je gevangenisfabriek te komen. Maar het was zo geregeld dat je straftijd pas inging zodra je je meldde aan de poort van het gevangenkamp.
Dat schrijft Daniel Beer in zijn ”Het huis van de dood”. Het is een prima geschreven en goed onderbouwd historisch boek dat op elke bladzijde weer andere bizarre gegevens naar voren brengt, zodat het stoppen met lezen moeilijk is.
Eigenlijk was verbanning naar Siberië een doodvonnis. De wet bepaalde dat je vrouw mocht hertrouwen en dat je bezit overging naar de erfgenamen. Voor je omgeving was je dus dood. Maar voor de kolonisatie van Siberië was het toch beter dat je nog in leven bleef.
Grenszuil
Beer beperkt zich tot de periode van de tsarentijd in de negentiende eeuw tot de Russische Revolutie in 1917. Deze periode vormde wel het hoogtepunt van de dwangarbeid in dit uitgestrekte gebied. Volgens de auteur zijn er in die periode meer dan 1 miljoen mensen naar het oosten gestuurd.
Ergens achter de Oeral, zo tussen Perm en Tobolsk, stond een grote grenszuil. Aan de ene kant stond er ”Europa” op, aan de andere kant ”Azië”. Hier trokken de marscolonnes van verbannenen voorbij. Ze wisten dat ze nu een duister deel van de wereld betraden, waaruit ze waarschijnlijk nooit zouden terugkeren. Siberië was immers een „lijkenhuis van levenden”, zo schreef Dostojevski na terugkomst in 1862 in zijn ”Aantekeningen uit het dodenhuis”.
En Dostojevski was niet verder geweest dan Omsk, slechts elf dagen voorbij Tobolsk. Hij had ook het geluk dat hij levend kon terugkeren. Het échte Siberië was veel verder, en van de meesten die daarheen gingen is nooit meer iets vernomen.
Van heropvoeding kwam er weinig terecht, daar in de gevangenisfabrieken. De strafkampen waren een „school van zedenbederf.” Het was één groot rovershol, waarin diefstal en moord aan de orde van de dag waren. En als je dit allemaal overleefde, liep je de kans aan een erge ziekte ten onder te gaan.
Vrouwen
Dat begon al bij de voettocht naar het kamp toe. Zaten er vrouwen onder de gevangenen, dan werden die vanzelfsprekend als hoer beschouwd. Ook de begeleidende soldaten kwamen niet op voor de eer en waardigheid van deze vrouwen, integendeel. Geslachtsziekten kwamen onder de verbannenen veel voor.
Bij de Russische Revolutie in 1917 kregen 88.000 verbannenen in Siberië amnestie. Maar het is verbazingwekkend hoe snel de dwangarbeid werd heruitgevonden. Aanvankelijk gold Siberië als „werkplaats voor de burger”, maar al snel kreeg de Goelag dezelfde afschrikwekkende naam als voorheen onder de tsaren.
Boekgegevens
”Het huis van de dood. De Siberische strafkampen in het tsarentijdperk, 1800-1917”, Daniel Beer; uitg. Het Spectrum, Houten, 2016; ISBN 978 90 00 304 318; 487 blz.; € 39,99.