Minister voorzichtig in Armeense kwestie
Minister Van Aartsen van Buitenlandse Zaken opereert uiterst voorzichtig als het om officiële erkenning van de Armeense genocide gaat. Als Nederland over dat onderwerp ferme uitspraken doet, kan het geen rol van betekenis meer spelen in het oplossen van het Kaukasusconflict, meent de bewindsman.
Dat bleek maandag in een gesprek tussen vertegenwoordigers van de Armeense gemeenschap in Nederland en de minister. De Armeniërs willen dat het kabinet de volkenmoord door de Turken op de Armeniërs in 1915, waarbij naar schatting 1,5 miljoen mensen omkwamen, officieel en openlijk veroordeelt.
Van Aartsen is daartoe niet genegen, zo werd maandag duidelijk. Als Nederland halverwege 2003 voorzitter van de OVSE wordt, wil het zich sterk in gaan zetten voor meer ontspannen verhoudingen in de Kaukasusregio. Met name de republiek Armenië heeft het daar moeilijk, omdat het met Azerbeidzjan op voet van oorlog verkeert en Turkije de grenzen met Armenië blokkeert en met dat land niets te maken wil hebben.
Van Aartsen vindt het niet verstandig op dit moment krachtige uitspraken te doen over de genocide van 1915, waarvan de historiciteit door Turkije wordt ontkend. Hij is bang dat Nederland zich op die wijze alle speelruimte ontneemt om in de Kaukasus nog een rol van betekenis te spelen.
De Armeense gemeenschap in Nederland vindt het jammer dat de bewindsman er zo tegen aankijkt. Volgens hen kan het oude conflict tussen Turken en Armeniërs nooit beëindigd worden zonder dat aan het verleden recht wordt gedaan.
ChristenUnie-kamerlid Van Dijke, die de bijeenkomst had gearrangeerd en die ook zelf bijwoonde, is „niet ontevreden” over het gesprek. „We hebben in elk geval openhartig met elkaar gesproken in een welwillende sfeer. Op zich heb ik wel begrip voor de moeilijke positie waarin de minister zich bevindt. Wel schrik ik er telkens weer van hoe voorzichtig je blijkbaar met Turkije moet omgaan. Dat zegt toch wel iets over het politieke klimaat in dat land.”