Directeur VOM-Korea: Evangelisatie met ballonnen in Noord-Korea succesvol
De nieuwe Zuid-Koreaanse president Moon Jae In heeft van de Noord-Koreaanse overheid het verzoek gekregen om het oplaten van ballonnen met Bijbels te verbieden.
Dat zei directeur dr. Eric Foley woensdagavond. Hij vertelde in kerkgebouw De Bron in Hardinxveld-Giessendam over de evangelisatieactiviteit met ballonnen. De bijeenkomst was georganiseerd door SDOK, een zusterorganisatie van Voice of Martyrs Korea (VOM-Korea), die steun geeft aan het evangelisatiewerk in Noord-Korea.
Het oplaten van de ballonnen door VOM-Korea gebeurt in Zuid-Korea dicht bij de grens met Noord-Korea, als de wind gunstig is, vertelde de Amerikaan. Op de Noord-Koreaanse staatstelevisie is expliciet tegen zijn organisatie gewaarschuwd. Foley vindt dat een bemoedigend teken. „Het betekent dat veel van onze Bijbels in Noord-Korea zijn opgeraapt.”
Behalve vanuit Noord-Korea ontvangt de organisatie ook tegenwerking vanuit Zuid-Korea. Tijdens het oplaten van de ballonnen hebben medewerkers al eens te maken gekregen met de Zuid-Koreaanse oproerpolitie die het werk wilde verhinderen. Ook hebben Zuid-Koreanen geprobeerd om chauffeurs, die zorgden voor het transport van de Bijbels, uit hun auto’s te trekken. Foley is desondanks vastbesloten om door te gaan met het evangeliseren in Noord-Korea.
Foley noemde de omstandigheden waaronder christenen in Noord-Korea moeten leven „uiterst moeilijk.” Naar schatting zijn er 100.000 christenen in het land, van wie er 30.000 in kampen leven, zonder uitzicht op vrijlating. Christenen worden er zo steng vervolgd dat ouders hun eigen kinderen niet vertellen dat ze christen zijn, omdat de kinderen gedwongen worden dit door te geven op school. Als ze hun handen vouwen, zijn christenen al verdacht.
Toch blijven er christenen in Noord-Korea en worden er middelen gevonden om hen te helpen, aldus Foley. Dat doet VOM-Korea niet alleen door het sturen van ballonnen met Bijbels, maar ook door het in Zuid-Korea trainen van christenen die naar Noord-Korea gaan en door het avond aan avond uitzenden van radioprogramma’s. Hiernaar wordt goed geluisterd, weet Foley.
Tijdens de bijeenkomst spraken ook twee Noord-Koreaanse vrouwen –zij wonen nu in Zuid-Korea– over hun leven in Noord-Korea. ”Park” (schuilnaam) is opgegroeid in een christelijk gezin. Haar vader werd gearresteerd en vermoord en haar moeder werd bij haar weggehaald toen ze nog jong was. Ze werd door haar godvrezende oma opgevoed. Toen het later voor haar en haar kinderen onhoudbaar werd om in Noord-Korea te blijven, besloot ze te vluchten. Ze had rattengif bij zich voor het geval ze opgepakt zou worden. „Heere, als U mij beschermt, zal ik U dienen”, beloofde ze. Nu mag ze dienen in een Zuid-Koreaanse kerk.
Brief
”Kim” (ook een schuilnaam) groeide niet op in een christelijk gezin. Ze werd christen in Noord-Korea door toedoen van haar gevluchte dochter. Deze schreef haar moeder een brief met een evangelieboodschap. „Kim begreep daaruit dat God bestaat en dat Hij belangrijk is”, zei Foley, die haar toespraak inleidde.
Een broer van Kim werd gedood omdat hij een bladzijde uit een boek van de grote leider van Noord-Korea had gescheurd. Haar man was vaak dronken, zodat ze alleen voor de opvoeding van haar kinderen stond. Kims dochter vluchtte uit Noord-Korea en hielp haar om ook te vluchten. „God heeft me geholpen,” zei ze. „Ik kende God niet maar ik wist dat Zijn liefde in mijn hart was.”
In een asielzoekerscentrum voor Noord-Koreanen in Zuid-Korea ervoer Kim voor het eerst van haar leven de warmte van mensen die van haar hielden.Door de liefde van anderen „brak de steen die ik zestig jaar lang met me meedroeg en kon ik huilen. Mijn hart smolt als sneeuw voor de zon toen ik merkte dat ik altijd met God mocht praten.”
Sinds 2013 is ze betrokken bij het werk van VOM-Korea. Haar levensdoel is te strijden voor de eenwording van de beide Korea’s en voor Gods Koninkrijk. „Ik zal niet stoppen voordat dat doel is bereikt. De eenwording zal de deur zijn voor evangelisatie in Noord-Korea.”