Verslagen
Ik twijfel niet, beminde broeders, of uw hart is verslagen en ieders geweten is beroerd. Want wie zal zeggen: Ik heb mijn hart gezuiverd? Ik ben rein van die of die zonde? Want als de Schrift zegt: Gelijk was smelt voor het vuur, zo zullen de goddelozen vergaan voor Gods aangezicht. Wie zal daarover dan niet beven?Wat zullen wij dan doen? Want de woorden in deze psalm worden niet tevergeefs gezongen. Want een van tweeën: of de profeet wenst dit de mensen toe, of hij voorziet door de geest dat dit hen zal overkomen. Want zoals in de woorden uit de verleden tijd zaken worden aangewezen die nog vervuld moeten worden, moeten wij ook in de manier van wensen een profetie zien die zeker vervuld zal worden. In deze psalm wil de profeet zeggen dat de zondaren dit zeker zal overkomen en hij toont ook dat het oordeel van God hem behaagt.
Wat staat ons dan anders te doen, broeders, dan dat wij ons leven beteren wanneer wij daarvoor de tijd nog hebben en dat wij onze zonden, waarin wij wandelen, laten? Opdat het oordeel van God, dat zonder twijfel over de zonden zal komen, ons niet zal treffen. Want al wat wij uit de Schrift gehoord hebben, is anders niet dan een waarschuwende stem van God. Alle verdrukking waaraan wij in dit leven onderworpen zijn, is anders niet dan een roede van de Heere dat wij ons zouden beteren en niet verloren gaan.
Godefridus Udemans, predikant te Zierikzee (Christelijke bedenckingen (voor) een geloovige Ziele, 1645)