Christus is Overwinnaar
Psalm 3:7, 8a
„Ik zal niet vrezen voor tienduizenden des volks, die zich rondom tegen mij zetten. Sta op, Heere, verlos mij, mijn God; want Gij hebt al mijn vijanden op de kinnebak geslagen.”
Het Evangelie beschrijft wat voor een enorme menigte er om Jezus heen was komen te staan, tijdens Zijn lijden en toen Hij gekruisigd was (Lukas 23:27). „Sta op” wordt niet rechtstreeks tegen God gezegd, alsof Hij zou slapen of neerliggen, maar het is de gewoonte van de Goddelijke Schriften om wat Hij bij ons doet aan God Zelf toe te schrijven. Weliswaar niet overal, maar waar Hij op een passende wijze kan worden genoemd. Zoals wanneer gezegd wordt dat Hij Zelf spreekt wanneer het zo is dat door Zijn gave (door goddelijke inspiratie of door de Geest) de profeten en de apostelen spreken, of wie er maar boodschappers van de Waarheid zijn. Vandaar ook die uitspraak in 2 Korinthe 13:3: „U zoekt immers een duidelijk bewijs van Christus, Die in mij spreekt?’ Paulus zegt daar immers niet: „Van Hem door Wie ik spreek, terwijl Hij mij licht geeft of daartoe bevel geeft”, maar hij schrijft heel de uitspraak zelf rechtstreeks toe aan Hem Die het hem vergunde om te spreken. „Want Gij hebt allen verslagen die mij zonder oorzaak belagen.” Hij heeft hem niet behouden, in veiligheid gesteld, doordat Hij Zijn vijanden heeft verslagen. Maar veeleer (verstaan we het zo): doordat de behoudenis tot stand gebracht is, heeft Hij (Zijn vijanden) verslagen. Dat wil zeggen: de woorden van hen die de Zoon van God met hun vervloekingen verscheuren, zijn geworden tot niets!
Aurelius Augustinus, bisschop te Hippo
(”Preek over Psalm 3”)