Spaanse veehouders vrezen wolvenplaag
Ivan Garcia Valdunciel (36) ziet de zomer met angst tegemoet. In zijn streek, in de Noordwest-Spaanse provincie Zamora, zijn de zomers heet en droog. Maar dat is niet waar de jonge schapenhouder uit het dorpje San Miguel de la Ribera bang voor is. Ivan vreest de wolven.
Over een maand is het zomer en dan staat het graan hoog. Op deze kale vlakte, even ten zuiden van de rivier de Duero, biedt dat een ideale schuilplaats voor de wolvenroedels die hier de laatste tijd steeds vaker opduiken.
Dat is leuk voor natuurliefhebbers. Maar het is een ramp voor de extensieve veehouderij, uitgerekend de meest ecologisch verantwoorde vorm van veeteelt. Ivan heeft zo’n extensieve veehouderij. Overdag lopen zijn schapen los in het vrije veld. De nacht brengen ze door in de ”corral”, een omheind erf van twee voetbalvelden groot.
Tot voor kort was dat nooit een probleem. Maar in de zomer van vorig jaar begonnen de aanvallen. In amper twee maanden tijd richtten wolvenroedels uit de omgeving een waar bloedbad aan onder zijn veestapel van duizend schapen. Meer dan twintig aanvallen kreeg hij te verduren. Ivan verloor 180 schapen. „De wolf heeft de angst voor de mens verloren”, zegt hij.
In Spanje is de wolf nooit uitgestorven. In de jaren 70 was het even kantje boord, maar door de invoering van de eerste beschermende maatregelen kon de soort zich nog net handhaven in het noordwesten van het land. Vanuit deze streek, tussen de Picos de Europa en de Sierra de la Culebra aan de grens met Portugal, begon de Iberische wolf aan zijn comeback.
De populatie groeide en de roedels veroverden steeds meer terrein. Volgens officiële cijfers zijn er nu 297 roedels met in totaal 2500 wolven. Daarmee is Spanje de onbetwiste koploper in West-Europa. En de opmars gaat door. Vandaag telt het land 20 procent meer wolven dan tien jaar geleden.
Tekenend is de situatie in de regio Madrid. In 2013 werden daar vijftien wolvenaanvallen op veehouderijen geteld. Vorig jaar waren het er 251, ruim 15 maal zo veel. Landelijk werden 4649 aanvallen op Spaanse boerenbedrijven geregistreerd, een gemiddelde van meer dan 12 per dag. Daarbij werden zo’n 10.000 schapen, kalveren en veulens gedood. De schade voor de boeren –als gevolg van gedode en gewonde dieren, lagere melkproductie door stress en uitgaven aan beschermende maatregelen– loopt in de miljoenen euro’s.
Volgens de boerenorganisaties is de expansie van de Iberische wolf vooral het gevolg van een „overdreven mate van bescherming.” Ten noorden van de Duero mogen wolven alleen onder strikte voorwaarden bejaagd worden. Onder de Duero geldt een totaal jaagverbod.
Als boeren kunnen aantonen dat ze hun vee door wolvenaanvallen hebben verloren, hebben ze recht op een schadevergoeding. De hoogte daarvan is afhankelijk van de regio waar zij wonen. Maar die vergoeding ligt altijd ver onder de werkelijke schade, zegt schapenhouder Ivan Garcia. De bond van kleine boeren UPA bevestigt dat. Met gederfde inkomsten wordt geen rekening gehouden.
De boerenorganisaties proberen de politici intussen te doordringen van de ernst van de situatie. Maar de beleidsmakers lijken meer oog te hebben voor de argumenten van natuurbeschermers.
Onlangs kregen de Spaanse veehouders een nieuwe tegenslag te verwerken. Het parlement riep de regering in een motie op om de Iberische wolf „volledige bescherming” te bieden in het hele land. De wolf zou volgens de volksvertegenwoordigers in Madrid aangemerkt moeten worden als een soort die „met uitsterven wordt bedreigd.” Een halve eeuw geleden zouden ze gelijk hebben gehad.