Groen & duurzaamheid

Bijen missen variatie in landschap

Het gaat minder slecht met de bijen dan menigeen denkt, meent Gerard van de Braak (33) van imkerij De Valksche Bijenhof in Lunteren. „Gewasbeschermingsmiddelen zijn niet meer de grote boosdoener van bijensterfte.” Daarmee is echter niet alle kou uit de lucht. „Een groot probleem is het gebrek aan biodiversiteit.”

Ad Ermstrang
23 May 2017 17:39Gewijzigd op 16 November 2020 10:37
beeld RD, Henk Visscher
beeld RD, Henk Visscher

In enkele jaren tijd bouwde Van de Braak zijn imkerij uit tot een van de grootste producenten van honing van eigen bodem. Daarnaast zorgen zijn bijenvolken voor de bestuiving van de boomgaarden van een aantal grote telers in de Betuwe en het Land van Maas en Waal.

Hij is een van de jongere professionele bijenhouders, enigszins tegendraads en, in tegenstelling tot de meeste anderen, niet afkomstig uit een geslacht waarin de imkerij van vader op zoon ging. „Mijn verhaal is niet zo romantisch”, lacht de Veluwenaar, die over een werkplaats aan de rand van Barneveld beschikt. Overigens niet lang meer, want dit najaar betrekt hij een voormalige boerderij in Kootwijkerbroek. „Mijn huidige plek is antikraak. Zoals het er nu uitziet moet ik hier volgend jaar weg in verband met nieuwbouw. In Kootwijkerbroek heb ik staanplaatsen voor caravans en tenten. Dat wordt dus kamperen bij de bijen.”

Geen spuitschade

De aanhoudend slechte berichten over de bijenstand en de gevolgen ervan hebben volgens Van de Braak grote veranderingen tot gevolg had voor de publieke belangstelling. „De toeloop van het aantal hobby-imkers is echt enorm. Nog nooit volgden zo veel mensen een cursus.”

Hij bestrijdt dat het heel slecht gaat. „Ik ben geen onderzoeker en moet dus de uitkomsten van wetenschappelijke studies geloven. Die geven aan dat de bijenstand niet meer is zoals vijftig jaar geleden. Zorgelijk is vooral het gebrek aan biodiversiteit. De monocultuur van het agrarische landschap doet de beestjes de das om. Zeker 80 tot 90 procent van de teruggang valt daaruit te verklaren. Daarnaast is een parasiterende mijt verantwoordelijk. Maar ik ben het niet eens met hen die de gewasbeschermingsmiddelen als belangrijkste oorzaak noemen. De regels zijn inmiddels zo streng geworden dat dat geen invloed meer heeft. Mijn kasten staan bij de telers en ik zou het moeten merken. Ik zet de bijen ertussen en heb nog nooit spuitschade gehad. Bovendien houdt een beetje teler rekening met de diertjes, die heel belangrijk zijn voor de bestuiving.”

Achtertuin

De gegroeide vraag van fruittelers naar bijenvolken voor de bestuiving hangt volgens Van de Braak samen met het beëindigen van de wat kleinere imkerijen. „De groep imkers die zestig of tachtig kasten had en die bij telers neerzette, neemt af. Dat is een vergrijzend gezelschap. Daarbij komt dat de telers graag één aanspreekpunt hebben voor de bestuiving en houden van vastigheid. Die vinden zij bij de kleinere bijenvolkenbezitters niet altijd.”

Veel hobby-imkers spelen volgens hem geen rol van betekenis bij de bestuiving. „De groep wisselt sterk en hun kasten blijven meestal in de achtertuin.”

Onmisbaar wil hij de bijen niet noemen. „Wel zijn ze heel belangrijk. Becijferd is dat de wereldwijde voedselproductie voor 20 procent afhankelijk is van de honingbijen. Voor fruit is dat zelfs 60 procent.”

Daarnaast zijn er veel andere insecten in de natuur actief. „Maar die kunnen niet tippen aan wat bijenvolken in korte tijd aan werk verzetten. Hommelvolken bijvoorbeeld zijn veel kleiner. Ze kunnen als de temperaturen lager zijn zelfs schade aan de gewassen toebrengen.” Hij geeft een voorbeeld: van een klein bijenvolk van 20.000 insecten zijn er 15.000 actief met bestuiven. „Ze brengen per minuut tien bezoeken aan bloemen, zodat je per vier uur mooi weer aan 36 miljoen bezoeken komt. Bij een groot hommelvolk – slechts 250 insecten– is dat getal 720.000. Daarbij komt dat bijen bloemvast zijn, de soorten volledig afwerken en feilloos het juiste moment weten te vinden.”

Schuurtje

Van de Braak heeft een agrarische achtergrond. Aanvankelijk leek het erop dat hij, net als zijn vader, boer zou worden. Dat veranderde toen hij voor zichzelf begon met het ontwerpen en aanleggen van tuinen. „Ik stond een keer op een beurs naast een bijenvereniging. Een vertegenwoordiger daarvan maakte me lid en smeerde me een bijenvolk aan. Daardoor raakte ik besmet. Als je een bijenvolk bestudeert, raak je gefascineerd. Vooral door het samenspel met de natuur. Ze passen zich steeds aan en werken fantastisch samen. Zelfs als ik een domme fout maak, zijn ze vaak in staat die te corrigeren.”

Toen het tijdens de crisis minder ging met de tuinaanleg, werd Van de Braak geattendeerd op de mogelijkheid om met het bestuiven van gewassen van telers geld te verdienen. „Ik heb toen het roer volledig omgegooid.” Als hobby-imker was hij in het bezit van enkele tientallen volken. „Ik heb aanvullende cursussen gevolgd, met name gericht op bestuiving. Dat is ingewikkelder dan velen denken. Vervolgens heb ik enkele kleinere imkerijne en hun klanten overgenomen.”

Hij begon in een schuurtje bij de buurman. „Een halfjaar later was dat al te klein. Toen kwam ik in Barneveld terecht, en ook hier ben ik eigenlijk alweer uitgegroeid.”

Hij bezit nu enkele honderden bijenvolken, die een groot deel van de winter en ook in de zomer worden geplaatst op een tiental locaties in de regio. „Grofweg de driehoek tussen Wekerom, Ede en Voorthuizen. Ongeveer dertig tot vijftig volken per locatie.”

In het voorjaar worden de bijen voor de bestuiving verhuurd aan fruittelers. „En daarna nog voor velden koolzaad.” In het najaar krijgen de bijen een plek in de Biesbosch en op de Veluwse heide.

Lokaal voedsel

De Valksche Bijenhof behoort tot de grotere Nederlandse imkerijen. „Ik onderscheid me vooral doordat ik me richt op het oogsten van pure honing.” Hoeveel hij jaarlijks binnenhaalt? Bescheiden: „Dat is afhankelijk van het weer. Een aantal duizenden kilo.”

In de werkplaats worden kasten gemaakt, vindt reparatie en schoonmaak plaats en worden de ratenbestanden gereedgemaakt. Aan hobby-imkers verkoopt Van de Braak raszuivere koninginnenbijen en complete volken. Ook de geoogste honing komt er binnen. Die wordt in de winkel in Lunteren verkocht. „Eerst alleen thuis, later uitgebreid met wat wederverkopers.”

De huidige voedseltrend draagt eraan bij dat er veel vraag is naar Nederlandse honing. „Lokaal en duurzaam is geliefd. Mensen eten bewuster en zoeken suikervervangers. Sinds dit voorjaar heb ik een webshop. Dat loopt als een trein. Aanvankelijk kostte het een kwartiertje per dag, nu heb ik voor inpakken en klaarmaken soms al drie uur nodig.” Als nieuw product ontwikkelde hij zogenaamde keelgelei, waarbij honing wordt gemengd met onder andere kaneel, eucalyptus en drop. Van de Braak heeft één vaste medewerker en een parttimer in dienst.

Het voorjaar van 2017 was voor de bijen tot nu toe niet best. „Je zou het als erg slecht kunnen omschrijven. Maart was vrij warm, waardoor de bijenvolken zich sterk hebben ontwikkeld. Er zit veel broed in de kasten en het kost ze veel energie om dat voldoende warm te houden. Er kwam de voorbije weken met het koude weer vrijwel geen honing binnen. Je kunt niet zeggen dat ze honger lijden, maar ik moet het goed in de gaten houden. En er schiet weinig honing over.”

Wespen

Nachtvorsten in het vroege voorjaar kunnen funest zijn voor wespenkoninginnen. Van de Braak weet niet of dat dit voorjaar heeft plaatsgehad, ondanks een reeks koude nachten. „Ik heb nog weinig wespenactiviteiten kunnen waarnemen. Misschien zijn ze in maart nog niet actief geweest. Besef wel dat wespen de muggen opruimen. Weinig wespen betekent meestal veel muggen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer