Naar een duurzamer textielindustrie
De kledingindustrie en duurzaamheid gaan nog maar slecht samen. Zo blijft er na het verven van textiel ernstig vervuild afvalwater over en zijn gemengde vezels moeilijk te recyclen. Langzaam maar zeker vinden onderzoekers wel oplossingen voor de problemen.
Wat natuurbeschermers een doorn in het oog is, is de opkomst van fast fashion: goedkope kleding volgens de laatste mode. Het gebruikte materiaal is weinig slijtvast en het kledingstuk wordt na één of twee seizoenen, soms al na een enkele keer dragen, afgedankt. „Uiteindelijk komt de meeste kleding bij het restafval terecht en draagt dat bij aan de uitstoot van broeikasgassen”, aldus onderzoekster Simone Haslinger, verbonden aan de Aalto-universiteit in Finland.
En dat terwijl er voor de productie van katoen veel landbouwgrond nodig is –wat ten koste gaat van voedselproductie–, die veel water vergt en er grote hoeveelheden bestrijdingsmiddelen worden gespoten. Voor synthetische vezels is olie nodig, ook al geen duurzaam ingrediënt.
Maar zelfs al zouden alle burgers netjes hun kleding inleveren bij een inzamelingspunt, dan nog lost dat het probleem niet op: slechts een fractie van het textiel kan op dit moment ook daadwerkelijk worden hergebruikt. Een belangrijke belemmering voor recycling is het gebruik van garens die een mengsel zijn van natuurlijke en synthetische vezels.
De Finse onderzoekers denken echter een techniek te hebben gevonden waarmee ze een katoen- en polyestermix recyclebaar kunnen maken. Herbert Sixta, leider van de vakgroep, zei begin april op een conferentie van de American Chemical Society in San Francisco: „We willen kleding niet alleen recyclen, maar we willen een goede kwaliteit textiel leveren. Het liefst produceren we een gerecyclede vezel die zelfs van betere kwaliteit is dan het oorspronkelijke materiaal” – het zogeheten upcyclen.
Die kwaliteit is volgens velen het ontbrekende stukje in de puzzel van kledingrecycling. In de afgelopen jaren zijn er verschillende methoden geopperd en getest voor het hergebruik van katoen en polyester, maar vaak levert dat een product van mindere kwaliteit op. Spijkerbroekenfabrikant Levi’s heeft bijvoorbeeld laten weten dat het maximaal 20 procent gerecycled katoen in zijn broeken verwerkt, omdat het textiel anders niet meer aan de kwaliteitsnorm voldoet.
Toch denkt Sixta een oplossing te hebben gevonden voor de recycling van katoen. De sleutel: een ionische vloeistof. Cellulose, de stof die planten stevigheid geeft, lost op in zo’n vloeistof. In eerste instantie leverde dat echter geen geschikt materiaal op om garen van te spinnen.
Zo’n vijf jaar geleden vond Sixta’s onderzoeksgroep echter een bepaald soort ionische vloeistof waarin cellulose uit houtsnippers oploste, terwijl er een geschikte grondstof voor kledingvezels overbleef. De wetenschappers stelden vast dat de vezel sterker is dan viscose en aanvoelt als lyocell, een vezel die milieubewuste ontwerpers graag gebruiken omdat hij op viscose lijkt maar via een milieuvriendelijker productieproces wordt verkregen.
De oplossingsmethode bleek ook bruikbaar voor weefsels van katoen-polyester. Het katoen, dat voor 90 procent uit cellulose bestaat, lost op in de ionische vloeistof, terwijl het polyester intact blijft en uit de oplossing gefilterd kan worden. Van de cellulose konden de onderzoekers nieuwe vezels spinnen die geschikt zijn voor de productie van textiel. Sixta’s team werkt nog aan een techniek waarmee het weggefilterde polyester opgewerkt kan worden tot een bruikbare vezel.
Het is trouwens maar de vraag of de Finse onderzoekers daarvoor het wiel moeten uitvinden. De Britse firma Worn Again, die in 2005 werd opgericht, zou aan een methode werken die recycling van kunstvezels op industriële schaal binnenkort mogelijk maakt. Ook dit bedrijf streeft ernaar een product te leveren dat in kwaliteit niet onderdoet voor een nieuwgeproduceerde vezel.
Opschaling van beide processen kan er zeker aan bijdragen dat kleding in de komende jaren –net als papier, glas of metaal– echt recyclebaar wordt.
Geen verf meer in het afvalwater
Waar gemengde vezels een belemmering vormen voor de recycling van kleding, kampen bedrijven die textiel verven met een ander milieuprobleem: sterk vervuild afvalwater. Het Nederlandse innovatiebedrijf EColoRO heeft in de afgelopen jaren een oplossing bedacht voor dit probleem.
Een van de bedrijven die dankbaar gebruikmaken van de techniek van EColoRo is het Belgische Utexbel. De zuivering van vuil afvalwater is voor Utexbel bepaald geen bijzaak. Op jaarbasis kleurt het zo’n 12.000 kilometer textiel; het verbruikt daarbij zo’n 350 miljoen liter water. Dat water bevat na gebruik veel pigmenten, chemicaliën en zouten. „Wij zoeken al jaren naar oplossingen voor dit probleem”, aldus Jean-François Gribomont, voorzitter van de raad van bestuur van Utexbel.
Aan het einde van het productieproces is het afvalwater zuur. Het bedrijf zorgde er al wel voor dat het water voor lozing een neutrale pH kreeg, maar de daadwerkelijke zuivering van het afvalwater gebeurde in de gemeentelijke waterzuivering. En dat is een kostbaar proces.
In de Belgische fabriek werd in de afgelopen jaren een testinstallatie gebouwd – met geld van een Europese subsidie. De ervaringen daarmee zijn positief, zo meldden de betrokken partijen onlangs aan nieuwszender Euronews.
De installatie zuivert het water in twee stappen. In de eerste plaats worden alle kleurstoffen uit het water gehaald met een techniek die electrocoagulatie wordt genoemd. De tweede stap, omgekeerde osmose, verwijdert de zouten voor 93 tot 96 procent. „Uiteindelijk houd je een mooie kleurvrije en zoutloze vloeistof over, terwijl dat in eerste instantie vies donkerblauw water vol pigmenten was”, aldus Eric van Sonsbeek, chemisch ingenieur en medeoprichter van EColoRo. Het water is schoon genoeg om opnieuw gebruikt te worden in de fabriek. Een belangrijke kostenbesparing, gezien de grote hoeveelheid water die er op jaarbasis doorheen gaat. „Als je een techniek hebt waarmee je waterverbruik met 75 procent of meer afneemt, betekent dat een belangrijke kostenbesparing”, aldus projectcoördinator Andreas Ten Cate.
De komende tijd wil Utexbel de testopstelling uitbreiden, zodat het al zijn afvalwater op deze manier kan zuiveren en hergebruiken in het productieproces.
Van Sonsbeek hoopt dat de EColoRotechniek de concurrentiepositie versterkt van de textielindustrie in Europa ten opzichte van concurrerende bedrijven in lagelonenlanden. De Europese textiel- en kledingproductie is goed voor zo’n 1,6 miljoen banen. „Onze droom is een fabriek die milieuvriendelijk textiel produceert tegen een betaalbare prijs, in Europa. Het buitenland is niet altijd de oplossing. Onze kinderen willen ook werk.”