Kerkhistorie met een knipoog: Zingen over dapp’re vaderen
„Waar is zoo veel leeds geleden?/ Zoo gemoord en zoo gebrand?/ Waar zoo lang en bang gestreden,/ Als weleer in Nederland?/ Wij vereeren, dapp’re Vaadren!/ Uwe waarheidsliefd’ en moed./ Altijd stroom’ uw edel bloed/ Onverbasterd in onz’ aadren!/ Uw geloof en deugd en kracht/ Sier’ uw dankbaar nageslacht!”
Wie via bijvoorbeeld Google Books een blik slaat in de negentiende eeuw, komt tal van deze vaderlandslievende liederen tegen. Het lied werd in 1817 gezongen op de melodie van ”Alle roem is uitgesloten”, in de kerk welteverstaan. Want protestanten wilden een volkskerk en de regering zag burgers het liefst brave protestanten worden. Twee handen op één buik.
Het is echter geen oud volkslied, maar een couplet van een hervormingslied. Voor de dichter, de hervormde dominee D. van de Loo uit Montfoort, lijkt de scheidslijn daartussen flinterdun. De lotsverbondenheid met dappere protestanten uit het verleden ligt er dik op. De zingende gemeente staat zonder meer aan de kant van de strijdende, goede partij. Het lijkt een meezinghit zonder rafelrandjes van kritische zelfreflectie.
In het opgewekte geloof dat uit deze liederen klinkt, gaat de zingende gemeente prat op waarheidsliefde, moed, deugd en kracht. De Schiedamse luthersen zongen op zondag 2 november 1817 dat dat „een zuiv’re volksverlichting” kon betekenen. Kom daar nu eens om. Al is het de vraag of Luthers uitspraak over genade, „wij zijn bedelaars”, hier nog wel bij past.
Je zou kunnen stellen dat in bovenstaand couplet de drie sola’s ontbreken, de kern van de Reformatie. Maar in 1817 herdacht men een ander ”1517”. Het geleden leed, dat moorden en verbranden van ketters, dat kwam niet door geloofsvervolging maar door onderdrukking van het vrije geweten.
Spanje en Rome: beide probeerden in de zestiende eeuw de fiere protestantse strijders voor autonomie en zelfbeschikkingsrecht uit te roeien. Menigeen zong in 1817 zich vrij van alle dwang en loofde de innige band van geloof en rede.
In dat licht is het niet vreemd dat eenheid tussen protestanten een vast onderdeel van de Reformatieherdenking was. Dat leidde soms tot merkwaardige exoten in de zangcultuur rond Reformatiejubilea. In het Zeeuwse Noordgouwe werd de oecumene ruim beleden: „Ja Hervormden, Lutheranen, Mennonieten, Armianen, prijst des Heeren groote daan, heft het hoogste loflied aan!”
Vandaag is de liederenstroom rond de Reformatie opgedroogd. Wie weet, komen die liederen nog – het jubileumjaar is nog niet om.
De Protestantse Kerk gaf vorig jaar een lied uit dat meer een troostlied is in geestelijke nood dan een negentiende-eeuws strijdlied of maatschappelijk program.
Tijd genoeg om, met 1817 in het achterhoofd in 2017, opnieuw het hervormingswerk van de „dapp’re vaadren” te bezingen.