Ruslandgate nog geen Watergate
Gaat Donald Trump president Richard Nixon achterna, die in augustus 1974 moest aftreden vanwege het Watergateschandaal?
Die vraag werd binnen een minuut publiek gesteld toen dinsdagavond bekend werd dat de Amerikaanse president de directeur van de FBI, James Comey, had ontslagen. Er zijn inderdaad overeenkomsten, maar minstens evenveel verschillen.
Enigszins cynisch schreef Kevin M. Kruse, historicus aan de universiteit van Princeton, eind januari: „Richard Nixon had er meer dan 1500 dagen voor nodig om er een minister van Justitie uit te werken, Trump doet dat binnen tien dagen.” Het was een reactie op het ontslag van interim-minister van Justitie Sally Yates, die zich had uitgesproken tegen het immigratieverbod van Trump.
De vergelijking herinnerde toen al aan het optreden van president Nixon, najaar 1973. Het ontslag van Comey is een tweede reminder. In de geschiedenisboeken staat 20 oktober 1973 te boek als het ”zaterdagavondbloedbad”. Op die avond gaf Nixon opdracht aan Elliot Richardson, de minister van Justitie, en aan diens plaatsvervanger, William Ruckelshaus, om de speciaal aanklager Archibald Cox te ontslaan. Cox was degene die het onderzoek leidde naar het Watergateschandaal, de affaire die de Amerikaanse democratie begin jaren zeventig op haar grondvesten deed trillen.
Bloedbad
Tijdens de campagne voor de presidentsverkiezingen van 1972 hadden medewerkers van de Republikeinse Partij ingebroken in Watergate, het hoofdkwartier van de Democratische Partij. De inbrekers, voormalige CIA-agenten, wilden daar afluisterapparatuur plaatsen waardoor de Republikeinse campagnestrategen op de hoogte zouden zijn van de plannen van de Democraten. Aanvankelijk ontkenden Nixon en de top van zijn partij iets met de inbraak te maken hebben gehad, maar na verloop van tijd werd duidelijk dat dit laatste wel zo was. Een speciaal aanklager onderzocht de affaire.
Nixon zelf raakte in de loop van 1973 steeds meer in het nauw en wilde daarom van Cox af. Minister Richardson en zijn vervanger weigerden in te gaan op het „dwingende verzoek” van de president om de onderzoeksrechter te ontslaan. Zij traden daarom zelf af. Daarop benoemde Nixon in aller ijl Robert Bork tot (tijdelijk) minister van Justitie. Die stuurde Cox de laan uit en besloot vervolgens, op verzoek van Nixon, tot het opheffen van de functie van speciaal aanklager.
Door deze politieke slachtpartij werd het toch al gebutste imago van Nixon verder beschadigd. Bovendien haalde hij bakzeil bij het Congres. Dat dwong hem een nieuwe aanklager te benoemen, Leon Jaworski, een Texaanse jurist die nog feller dan zijn voorganger op jacht ging naar de belastende feiten. Algemeen is het oordeel van historici dat Nixon met deze politieke moordpartij de wissel omzette waardoor hij uiteindelijk zelf moest aftreden.
De paralellen tussen Watergate en Ruslandgate liggen voor de hand. Nixon ontsloeg de leider van het justitieel onderzoek naar wandaden binnen zijn partij. Trump deed dat ook. Hij stuurde de directeur van de FBI de laan uit, terwijl die het onderzoek leidt naar connecties tussen het Trumpteam en Rusland. Daarbij is de spannende vraag: Heeft het verkiezingsteam samengewerkt met de Russen om de presidentsverkiezingen van vorig jaar te beïnvloeden? En, nog spannender: Wist Trump daar iets van?
Zelf zei de president woensdag, nota bene in aanwezigheid van Nixons rechterhand Henry Kissinger, dat hij FBI-baas Comey de laan uitstuurde omdat die zijn werk niet goed deed. Maar Democraten en veel opinieleiders geloven daar geen snars van. Zij leggen een link tussen het vertrek van Comey en het onderzoek naar de Russische relaties van de Trumpmedewerkers. Met grote felheid stellen ze dat Trump, net als Nixon, probeert het onderzoek te blokkeren.
Democratisch senator Richard Blumenthal uit Connecticut, die sinds 1975 in de Senaat zit, zegt: „Dit is niets minder dan ”nixonian”.” Maar ook John Dean, die begin jaren zeventig juridisch adviseur van Nixon was, ziet overeenkomsten. „Nixon was, net als Trump, bijzonder autoritair. Heel dogmatisch. Met de vuist op tafel. Dictatoriaal haast.” Dean zegt dat beiden de wettelijke grenzen van de presidentiële macht „opzoeken en overschrijden” als hun persoonlijk belang in gevaar komt. En, het meest opvallend is dat er zelfs vanuit Trumps eigen partij kritiek is.
Niet alleen het ontslag van de onderzoeksleider vertoont overeenkomsten, ook in de aanloop naar deze cruciale beslissing zijn er paralellen aan te wijzen. Net zoals bij Watergate het geval was, heeft president Trump veel last van lekken naar de pers. In beide gevallen stellen de media het gedrag van medewerkers van het Witte Huis aan de kaak. Zo moest Michael Flynn, de veiligheidsadviseur van Trump, vertrekken nadat via de pers naar buiten was gekomen dat hij had gelogen over zijn contacten met de Russen. En het was niet het enige wat via de media naar buiten kwam. Nog onlangs vroeg Trump zich tegenover zijn medewerkers boos en vertwijfeld af wanneer het lekken naar de pers nu eindelijk ophoudt. De geruchtenstroom dat er meer medewerkers contacten hadden met de Russen zwelt ook aan.
Daarnaast is een opvallende parallel dat in beide gevallen vanuit het Witte Huis geprobeerd wordt belastende berichten in de prullenmand of doofpot te krijgen. De eerdergenoemde medewerker van Nixon, John Dean, zette in 1973 de FBI aan tot het vernietigen van bewijsmateriaal. Trumps staf vroeg recent aan de FBI om de berichten in de media over onderzoek naar de Russische connectie te ontkennen. En, net zoals Nixon, schuwt Trump het niet om de onderzoekers van deze affaire te kleineren.
Verschillen
En toch, de verschillen tussen beide affaires zijn minstens zo groot als de overeenkomsten. Anders dan in 1973 steunt de huidige minister van Justitie, Jeff Sessions, de president door dik en dun. Was Nixons minister degene die niets wilde weten van het ontslag van de speciaal aanklager, het ontslag van FBI-directeur Comey is –volgens de officiële lezing– mede ingegeven door de kritiek van de huidige minister van Justitie. Bovendien zijn er geruchten dat Sessions zelf boter op zijn hoofd heeft. Ook hij had contacten met Russen. Als dat waar is, heeft hij er persoonlijk belang bij dat de ruis over de Russische contacten zo snel mogelijk bedwongen wordt.
Tweede verschil is dat de media op dit moment niet één vijandig front tegenover de president vormen, wat in 1973 wel zo was. Het is waar dat de meeste Amerikaanse kranten en omroepen weinig sympathie hebben voor president Trump. Maar anders dan in de tijd van Nixon zijn er nu ook media die zich in meerdere of mindere mate achter de huidige president stellen. In de tijd van de Watergateaffaire was er geen Breitbart, geen Fox News, geen Sinclair Broadcasting. Daarbij komt dat door de komst van digitale kanalen ook kleinere nieuwsorganisaties hun boodschap breed kunnen verspreiden. In Nixons tijd keerden de media zich echter massaal en eensgezind tegen de president.
Steun eigen partij
Het belangrijkste is echter dat op dit moment er in het Congres nog geen meerderheid is die uit is op het vertrek van Trump. Dat was in Nixons tijd totaal anders. Toen was bijna driekwart van de Congresleden tegen de president – ook veel mensen uit zijn eigen partij. Ja, de oppositie roept nu overluid dat de onderste steen boven moet komen. Daarom wil zij een onafhankelijke speciale aanklager benoemen. Maar de Republikeinen, die zowel in de Senaat als in het Huis van Afgevaardigden de meerderheid hebben, tonen nog weinig enthousiasme. Zij zijn nog lang niet zover dat ze hun partijgenoot op de pijnbank willen hebben, al zijn er wel senatoren die hem zo langzamerhand in de wachtkamer voor zo’n onderzoek willen zetten.
Politiek graf
Wordt het onderzoek naar de contacten met Rusland het politieke graf van Trump? De discussie in Amerika over de parallellen met de Watergatezaak zijn begrijpelijk. Maar het is nog veel te prematuur om nu te zeggen dat de Russische connectie tot Trumps ondergang leidt. Uitgesloten is het overigens niet. Want wat als inderdaad boven water komt dat het team van Trump bij de presidentsverkiezingen heeft samengewerkt met de Russen? Dan is het draagvlak voor Trump vrijwel helemaal weggeslagen. Dat laatste is toch al beperkt. Dat maakt de Republikeinen ook enigszins nerveus. Volgend jaar zijn er nieuwe verkiezingen voor de Senaat. Wat gaat er gebeuren als de Republikeinen zien aankomen dat hun partij de meerderheid verliest? Blijven ze Trump dan steunen, of niet? Van de 52 Republikeinse Senaatsleden behoeven er maar drie hun twijfel te vertalen in het overlopen naar het anti-Trumpkamp, en de Democraten hebben het in de Senaat voor het zeggen. Dat is wel een risico voor de president. Trumps adviseurs zullen hem daarom ook ongetwijfeld adviseren voorzichtig te zijn. En daarmee heeft Trump niet zo veel ervaring.