De paradox van Amerika
Een buitenstaander kan het niet begrijpen: de Verenigde Staten zijn zo ongeveer de meest christelijke natie op aarde en tegelijkertijd is het de grootste producent van pornofilms. Hoe vallen die twee zaken met elkaar te rijmen? „Noem het de paradox van Amerika.”
Prof. dr. Richard J. Mouw noemt Amerika „een heel godsdienstig land.” De directeur van Fuller Theologisch Seminarium in Pasadena in de staat Californië herinnert zich een bezoek van de Nederlandse theoloog Hendrikus Berkhof aan de Verenigde Staten. „Toen de mensen naar zijn indrukken vroegen zei hij: „Als je op de snelweg rijdt zie je allerlei christelijke symbolen op de auto’s: vissen, kruisen en duiven. Dat zie je niet in Holland.”
Mouw voert als bewijs voor het religieuze karakter van zijn land het optreden van president George W. Bush aan. „Hij schaamt zich niet voor zijn geloof. Daarin is hij heel open. In het openbaar vraagt hij God om leiding. Dat is heel normaal.”
Mouw heeft een ruime kamer op de campus van het seminarium. Aan de muur de overbekende plaat van de synode van Dordt. Verder langs de muren boeken, vooral theologische werken. Eerder heeft Mouw jaren filosofie gedoceerd aan Calvin College in Grand Rapids. Regelmatig levert hij bijdragen aan magazines als The Christian Century en Christianity Today. Zijn naam duidt op Nederlandse wortels. „Mijn grootvader was schaapherder in Elspeet.” En dan in het Nederlands met een stevig Engels accent: „Van oorsprong zijn we hervormd, van de Gereformeerde Bond.”
Bijgeloof
Onderzoeken bevestigen de uitspraken van prof. dr. Mouw over het godsdienstige karakter van de VS. Volgens het Instituut Religie en Wereldzaken van de universiteit van Boston zegt 80 procent van de Amerikanen in God te geloven, noemt 39 procent zichzelf een wedergeboren christen en is 58 procent van mening dat alleen iemand die in God gelooft het verschil tussen goed en kwaad weet.
Een aantal jaren geleden lagen die percentages lager. Europa laat daarentegen een toenemende secularisatie zien. Als verklaring wordt in veel gevallen verwezen naar de toenemende welvaart. Terwijl de landen rijker worden, neemt tegelijkertijd de behoefte aan godsdienst af, luidt de redenering. Zo niet in Amerika: grotere rijkdom leidt tot vollere kerken.
Prof. dr. Richard Mouw plaatst hier een kanttekening bij. „Er is hier veel bijgeloof. Je ziet een toenemende belangstelling voor heidense stromingen zoals New Age en allerlei occulte zaken. In Amerika zie je veel spanningen tussen het christelijk geloof en deze zogenaamde religies.”
Tegelijkertijd vraagt Mouw zich af hoe diep het geloof zit van degenen die zeggen in God te geloven. „De puriteinen hadden al het idee dat ze het koninkrijk van God op aarde wilden stichten. Toen ze van Europa naar Amerika trokken, verlieten ze in hun ogen het diensthuis Egypte waar ze gevangen werden gehouden en trokken ze naar het beloofde land waar ze een stad op een berg gingen bouwen, die een licht voor de volken zou zijn. De gedachte van een uitverkoren natie die in opdracht van God de wereld moet leren hoe ze moet leven, heeft tot veel verkeerde dingen geleid. Wat Irak betreft houd ik bijvoorbeeld mijn hart vast. Daar zie je dat als de Verenigde Naties het niet leuk vinden om in te grijpen, we het zelf wel doen. We hebben geen ander land nodig, omdat we een speciale missie hebben.”
„Toen de Nederlandse hervormden in de 19e eeuw naar Michigan en omgeving trokken, was hun eerste indruk dat het land methodistisch was. Daar moesten ze weinig van hebben. Dus bleven ze Nederlands spreken, omdat Engels de taal van de methodisten was. Die taal was naar hun opvatting ontworpen voor emoties en niet voor theologische diepgang.”
„De Engelse taal is natuurlijk net zo goed geschikt voor diepgang als het Nederlands. Toch constateerden die Nederlandse immigranten een zekere oppervlakkigheid, noem het pragmatisme bij de Amerikanen. Dat zie je nog vaak, zelfs bij evangelische christenen. Je constateert de neiging: Waar heb ik wat aan? Wat zal mij helpen om mijn doelen te bereiken? Wat kan God voor mij doen? De oude opvatting ontbreekt dat we niet onszelf toebehoren, maar hier op aarde zijn om God te eren. Het gaat dus niet altijd zo diep. Velen zeggen een oprechte relatie met God te hebben, maar hangen tegelijkertijd allerlei dwaalleringen aan omdat de innige relatie met God ontbreekt.”
Als voorbeeld noemt Mouw de theologische discussie rond het homohuwelijk. „Zelfs mensen in de kerk zijn voor het homohuwelijk. En waarom zijn ze voor? Omdat ze er een goed gevoel bij hebben. Ze kijken niet wat de Bijbel erover zegt. Dat is enorm frustrerend.”
Maar ook de voorstanders van het homohuwelijk die niet naar de kerk gaan hebben, aldus Mouw, „amper nagedacht.” „Twee weken geleden deed ik mee aan een discussie op de radio. Een vrouw stelde mij de vraag waarom ik erop tegen was dat twee mensen van hetzelfde geslacht die van elkaar houden een relatie aangaan en die relatie een huwelijk noemen. Ik zei: „Hoe ver willen jullie gaan. Stel dat over vijf jaar drie lesbische vrouwen die met elkaar samenleven zeggen dat ze hun relatie een huwelijk noemen. We hebben in dit land honderd jaar oude wetten tegen polygamie. Gaan we die herroepen? Stel dat een oude man van zeventig samenwoont met een jongen van twaalf. Ze zeggen dat ze van elkaar houden en willen hun relatie een huwelijk noemen. Iedere relatie waarbij iemand met een ander wil samenleven is toch niet automatisch een huwelijk? Wat zegt de Bijbel daarover? In het huwelijksformulier staat dat het huwelijk een door God ingestelde heilige staat is. Het huwelijk is een deel van de scheppingsorde. Een relatie die tegen Gods Woord ingaat, moeten we die een huwelijk noemen?”
Tweedeling
Hoe verklaart u het dat op het ene net in de Verenigde Staten president Bush bidt terwijl op het andere net een pornofilm wordt uitgezonden?
„Dat is de paradox van Amerika. We zijn een uiterst religieus land. Dat zie je bijvoorbeeld aan Bush. Tegelijkertijd hebben we een cultuur die zaken produceert die rebellie tegen God aanmoedigt.”
Er is dus duidelijk een tweedeling in de Amerikaanse samenleving?
„Ja, en die neemt onder president Bush toe. Er zijn mensen die zeggen dat de relatie tussen God en het publieke leven misbruikt is door wat ik noem godsdienstig rechts en verwaarloosd is door seculier links. Dat zijn mensen die niet van Bush houden, maar ook niet van de Democraat John Kerry. Zij zoeken naar een alternatief voor beide heren. Zij willen geen president die polariseert, maar een die aan het hoofd staat van alle burgers, van het hele land.
Persoonlijk identificeer ik me niet met president Bush en godsdienstig rechts. Als je kijkt naar onze geschiedenis was president Lincoln waarschijnlijk de meest godsdienstige. Het is aardig om Bush en Lincoln met elkaar te vergelijken. Beiden praatten veel over God, maar Lincoln sprak altijd over de noodzaak om vergeving van zonden te vragen. De burgeroorlog had het land verdeeld en beide kampen baden tot God. Volgens Lincoln kon echter geen van beide partijen namens God spreken. Toen sprak hij de beroemde woorden: „The Almighty has His own purposes” (De Almachtige heeft Zijn eigen bedoelingen”, RZ). Voor Lincoln stond God boven iedereen en hij benadrukte vergeving en verzoening.
Bush praat alsof God aan zijn kant is. Hij bidt over ten strijde trekken en maakt zich geen zorgen, want hij heeft gebeden en zegt dat het Gods wil is dat de Verenigde Staten ten strijde trekken. Voor mij had Lincoln een betere theologisch onderbouwde visie. Naar hem moeten we kijken als we een goed voorbeeld willen hebben. We hebben een president nodig die ons leert dat nationale nederigheid goed is. We moeten ootmoedig zijn en ons afvragen of we in de weg van God handelen. We moeten beseffen dat God boven alle naties staat. We moeten samenwerken met andere landen in plaats van denken dat we speciaal zijn gezegend als land. Lincoln twijfelde ook of Amerika was uitverkoren. Hij sprak van de bijna uitverkoren natie. Het was in elk geval niet Gods koninkrijk, zei hij.
Ik denk in ieder geval dat het klakkeloos identificeren van Amerika’s nationale belangen met de wil van God het voor ons moeilijk maakt kritisch te kijken naar Hollywood en degelijke.”
In Nederland zeggen sommige mensen dat Bush een rol speelt, dat hij gemaakt overkomt.
„Ik geloof dat God in zijn leven heeft gewerkt. Daar twijfel ik niet aan. Maar, ik geloof niet dat het een goede leraar is. Als morele leider schiet hij tekort. Een paar jaar geleden kreeg ik een telefoontje van de New York Times. Een redactrice die het nieuws in Washington volgt, stelde me een theologische vraag. Ze vroeg: „De afgelopen weken heeft George Bush iedere dag gerefereerd aan Osama bin Laden als ”the evil one”. Ik probeer uit te zoeken waar dat vandaan komt. Het klinkt bijbels. Kunt u me zeggen waar hij die woorden vandaan haalt?” Ik zei tegen haar: „Laat me vooraf over Bush zeggen dat ik de manier waardeer waarop hij na 11 september de taal van goed en kwaad heeft geherintroduceerd in het publieke leven. Er is goed en er is kwaad in de wereld. Maar ”the evil one” is de duivel. Als we Bin Laden kwijt zijn, zijn we nog niet verlost van de duivel. Bush kan hooguit zeggen dat Bin Laden een duivels iemand is.” Een paar dagen later stond op de voorpagina van de New York Times dat ik had gezegd dat Bush theologisch dingen door elkaar haalt. Een week later belde de redactrice me weer. Sinds het artikel was verschenen had Bush niet meer gerefereerd aan Bin Laden als de duivel.”
Gaat het te ver om te zeggen dat Amerika vanwege die kloof in een crisis verkeert?
„Ik denk dat je dat gerust kan zeggen. Amerika is in een crisis. Je zit in een crisis wanneer de president het goddelijke karakter van onze rol in de wereld benadrukt en we tegelijkertijd zo’n rebelse geestelijke cultuur hebben. Daar is iets mis mee. We handelen alsof wij een rechtvaardige natie zijn, die bezig is aan een door God gewilde missie in de wereld. Tegelijkertijd bezitten we in eigen land een zondige cultuur. De regering die in Irak ten strijde trekt, heeft tegelijkertijd een belastingverlaging doorgevoerd die de armen benadeelt, met als gevolg een groeiende kloof tussen rijk en arm. Toen Bush aantrad sprak hij over ”compassionate conservatism”, maar daar horen we niets meer over. Ik wenste dat hij zou spreken over ”compassion”, medelijden, met de armen.
Je constateert de neiging om de aandacht op het homohuwelijk te concentreren. Maar er zijn zo veel meer zaken die hier niet deugen. Neem het stijgende aantal echtscheidingen die zelfs door christenen worden goedgekeurd. En dat terwijl de bijbel heel expliciet is als het om echtscheiding gaat. De hele aandacht voor het homohuwelijk, nogmaals, ik keur het niet goed, heeft iets hypocriets.
Toen Clinton president was, was ik met een groep behoudende christenen op het Witte Huis. Een van hen zei tegen Clinton: „Meneer de president, we bidden voor u, zelfs al zijn we het niet met u eens.” Hij vroeg daarop: „Waarom zijn jullie het niet met me eens? Om mijn standpunt inzake homoseksualiteit?” De man zei: „Ja, dat is een van de zaken.” Clinton stelde daarop: „Volgens Romeinen 1 is homoseksualiteit niet volgens Gods wil. Akkoord, maar ik sta wel aan het hoofd van een pluralistische samenleving, waar er al wetten zijn die homoseksuelen rechten garanderen. En er zijn genoeg zaken waarin de Bijbel niet altijd even expliciet is.” Dat was een goed antwoord, want je leeft in een pluralistische maatschappij. Maar je zag bovenal dat hij worstelde met complexe zaken. Hij was erg scherp. We brachten uren met hem door. Hij sprak over theologie en citeerde zo nodig de bijbel. En Bush? Die leest niets. Dat geeft hij zelfs toe.”
Babel
Al met al is er weinig reden tot optimisme.
„Ik probeer niet pessimistisch te zijn. De groeiende kerken in ons land benadrukken bekering. Mensen worden nog tot God bekeerd. Dat is al heel wat. Nu gaat het erom hoe we de publieke samenleving vanuit christelijk standpunt gezond kunnen maken. Wat kunnen christenen daartoe bijdragen. In het Oude Testament, toen Gods volk naar Babel was gebracht, leefde het volk Israël in een heidense omgeving. Hoe moesten ze daar leven? Jeremía gaat dan naar het volk en zegt in hoofdstuk 29: „En zoekt den vrede der stad, waarhenen Ik u gevankelijk heb doen wegvoeren, en bidt voor haar tot den Heere; want in haar vrede zult gij vrede hebben.” Wat betekent dat voor ons in Amerika? Dat is de vraag. Hoe zoeken we de welvaart, de vrede van Amerika, erkennend dat we er geen Jeruzalem van kunnen maken? We leven hier in Babel.”
Het probleem met veel christenen is dat ze van het land toch een christelijke natie willen maken. Lukt dat niet, dan zonderen ze zich af zodat ze helemaal geen invloed meer op de samenleving kunnen uitoefenen. Jeremia zegt tegen Israël in Babel dat het moet werken voor de welvaart van het land. Dat moeten wij ook. Hoe we dat moeten doen vereist nauwkeurige overdenking.”