Gewetensvorming is net leren lopen
Vraag: Kunt u een artikel schrijven over de gewetensontwikkeling en hoe wij daarin kunnen sturen? We hebben kinderen in verschillende leeftijden.
De ontwikkeling van het geweten gebeurt in fases en verloopt stap voor stap, net als bij lopen en fietsen. Een kind moet leren wat goed en niet goed is, wat wel en niet mag. Het heeft zijn ouders hierbij hard nodig.
Christenouders nemen bij gewetensvorming de waarden en normen in Gods Woord als uitgangspunt. Ze zullen proberen hun kind te leren om daarnaar te leven. „Kun je dit doen als je denkt aan de Tien Geboden?”
Uiteindelijk moet een kind zelf leren keuzes te maken. Schuldgevoel speelt een rol als het niet handelt naar zijn gevormde innerlijke besef van goed en kwaad.
Vanuit de Bijbel leren we dat ieder mens neigt naar het verkeerde en dat hij Gods vergeving nodig heeft voor overtreding van Zijn geboden. Het is goed om samen met het kind na te denken over Gods regels en ook het mooie hiervan te benoemen. De Heere beschermt ons door deze richtlijnen, omdat Hij ons hart kent en omdat Hij weet wat goed voor ons is. Zou de wereld er niet veel mooier uitzien als iedereen zich aan Gods Woord hield?
Met elkaar omgaan in liefde tot God en de naaste is een Bijbelse opdracht en geeft in het gezin ook een goede sfeer, veiligheid en geborgenheid. Dat werkt ook door in de omgang met mensen buiten het gezin. Ouders mogen hun kind hierin voorleven. Het maakt indruk als een kind merkt dat zijn ouders vanuit hun hart God willen dienen.
Moreel besef
De ontwikkeling van het geweten of moreel besef verloopt in verschillende fases. In elke leeftijdsfase denkt een kind anders over goed en kwaad, waarbij het geweten van het ene kind zich sneller ontwikkelt dan dat van een leeftijdsgenoot.
Een pasgeboren baby heeft nog geen moreel besef of geweten. Liefdevol met de baby omgaan en hem geven wat hij nodig heeft, legt al de basis voor de verdere ontwikkeling. Een goede relatie met ouders is nodig om hen te vertrouwen en dingen van hen te leren.
In de periode tot en met 2 jaar staat het ik van het kind centraal. Het heeft nog geen besef van goed en kwaad. De ouder is zijn geweten. Loopt mama de kamer uit, dan is ook zijn geweten weg.
Op een gegeven moment leert het kind dat iets niet mag als mama erbij is, en lukt het hem om bijvoorbeeld van de bloemen af te blijven. Zodra mama echter wegloopt, zit hij toch aan de bloemen.
Soms zegt een kind vervolgens: „Mag niet”, terwijl het toch de impuls eraan te zitten niet kan weerstaan. Stapje voor stapje moet hij leren ook van de bloemen af te blijven als mama er niet bij is. Een kind van deze leeftijd doet dingen niet expres, maar simpelweg omdat het zich nog niet aan de regels kán houden.
Ik-gericht
Tot ongeveer 4 jaar is een kind ik-gericht. Het vindt het mooi als iets naar zijn zin gebeurt. Het kan nog niet bedenken waarom iets goed of niet goed is. Als iets niet mag, weet het dat omdat papa of mama dat gezegd heeft.
Doordat ouders steeds uitleggen waarom iets wel of niet mag, snapt het kind steeds beter de reden achter de regels. „Je zusje knijpen doet haar pijn en dat is niet fijn.”
Naast uitleg helpt belonen en ‘straffen’ om de regels te leren. Toch een snoepje gepakt, dan moet het terug in de trommel.
Ouders kunnen hun kind een keuze voorleggen, binnen hun grenzen. „Jij moet je jas aan als jij naar buiten gaat, maar je mag zelf kiezen of je eerst je schoenen aandoet of eerst je jas.”
Door samen spelletjes te doen, leert je een kind om te gaan met spelregels, zoals op je beurt wachten. Ook leert het dat er andere regels zijn waaraan het zich moet houden. Dit werkt ook goed bij een ouder kind.
Beloning
Bij een kind van 4 tot 6 jaar spelen straf en beloning een grote rol. Het ziet de volwassene als de persoon die alles weet en bepaalt. „Papa mag de hele dag snoepjes eten als hij wil.” Zijn ouders leren hem dan dat papa dat toch niet doet, omdat dat niet gezond is en slecht voor zijn tanden.
Een kind doet wat de volwassene zegt, omdat het ervoor een beloning krijgt, of doet iets juist niet om straf te voorkomen. Mama is blij als Annerieke luistert. Zij ruimt haar speelgoed op, omdat ze weet dat papa dan iets aardigs zegt, niet omdat de kamer netjes is.
Een kind in deze leeftijd gaat zich ook schuldig voelen als het toch iets doet wat papa en mama niet goed vinden. Het kan ook spijt hebben van dingen die het doet en leert steeds beter de redenen achter de regels. Praten met en luisteren naar een kind helpen het om te groeien in het besef van goed en kwaad. Het helpt ook om het kind te vragen wat het zelf denkt dat goed is.
Ouders kunnen benoemen dat volwassenen ook niet altijd gelijk hebben en fouten maken. Zelf fouten toegeven aan een kind geeft het goede voorbeeld. „Ik werd boos op jou, omdat ik dacht dat…, maar daar kon jij niets aan doen.”
Zelf keuzes maken
Een kind tussen de 6 en de 8 jaar is minder bang voor straf, maar denkt vooral: Wat houd ik eraan over? Het vergelijkt zich vaak met anderen. „Jort mag langer opblijven, dat wil ik ook!” Het zich inleven in anderen gaat steeds beter en het leert zelf keuzes te maken in wat wel en niet kan.
In deze jaren kijkt een kind sterk naar zijn ouders: wat zij voorleven, doet het na. Kritisch nadenken over regels van anderen doet het nog niet: regel is regel. Door rood rijden mag niet, ook niet als je haast hebt om in het ziekenhuis te komen. Als een kind ouder wordt, leert het dat het verschil maakt of iets per ongeluk of expres gebeurt. Een vaas met opzet kapotgooien verdient straf, maar per ongeluk laten vallen niet.
Ouders kunnen hun kind leren dat het niet altijd hetzelfde krijgt als een ander. De ene keer is hij aan de beurt voor iets extra’s, de andere keer een broertje of zusje.
Het is goed begrip te tonen voor het rechtvaardigheidsgevoel dat een kind in deze periode ontwikkelt en samen een oplossing te zoeken als dat problemen geeft. „Ik zag dat Anna Jans gum mee naar huis nam, dat mag toch niet?”
Door eigen gevoelens te tonen, te benoemen en er samen over te praten, leert een kind zich in anderen in te leven. Ook is het goed om het te leren iets voor anderen te doen zonder er iets voor terug te krijgen.
Verwachtingen
Een kind van 9 tot en met zo’n 12 jaar wil steeds meer bij een groep leeftijdsgenoten of vrienden behoren. Voor hem is iets goed als anderen het ook doen. De groep bepaalt wat goed en kwaad is. Het kind doet mee uit angst te worden buitengesloten. Wat een ander van hem vindt, wordt steeds belangrijker. Een kind in deze leeftijd voldoet graag aan verwachtingen van anderen. Het wil bepaalde kleding aan omdat klasgenoten die ook dragen.
Op deze leeftijd kan het kind zich beter inleven in anderen en rekening houden met hun gevoelens en behoeften. Redenen aangeven waarom iets wel of niet goed is, lukt ook steeds beter. Het kind ontwikkelt een eigen mening en gaat erover nadenken of iets een goede regel is of niet en of het zich eraan houdt.
Als hun kind een leeg colaflesje op straat gooit, kunnen de ouders vragen: „Stel dat iedereen dat doet, hoe zou de straat er dan uitzien?” Zo’n vraag draagt bij aan het moreel besef en leert het weloverwogen keuzes te maken.
In deze fase kan een ouder het kind leren positief over zichzelf te denken en zich niet steeds met anderen te vergelijken. Het mag zijn wie het is. Iedereen is uniek. Als een kind van gitaarspelen houdt, kan het stimuleren om naar muziekles te gaan ervoor zorgen dat zijn interesse en talent op dit vlak zich verder ontwikkelen.
Goede voorbeeld
In de gehele opvoeding is het belangrijk het goede voorbeeld te geven. Een kind leert veel door naar de ouders te kijken. Het doet hun gedrag na en neemt het over. Herhaaldelijk uitleggen waarom iets wel of niet mag, is ook belangrijk. Dit helpt een kind regels te begrijpen en te leren waarom iets goed is om te doen of te laten.
Een kind naar de reden vragen waarom iets niet mag, leert een kind na te denken over situaties. „Waarom mag jij je broertje niet slaan? Wat kun je wel doen als je boos op hem bent?” Het kind leert zo wat de gevolgen zijn van zijn gedrag en leert rekening te houden met andermans gevoelens. Ook het geven van complimenten als het een ander helpt, stimuleert hierin.
In de puberteit blijven vrienden en klasgenoten een grote rol spelen bij de keuzes van een jongere. Door dingen uit te proberen en tegen regels in te gaan, ontdekt hij wie hij is en vormt hij zich een eigen mening. Hij denkt meer na over het waarom van regels en weegt argumenten tegen elkaar af om tot een keuze te komen.
Daarbij is het wel belangrijk dat ouders regels blijven stellen en met hun kind in gesprek proberen te blijven over de redenen waarom iets wel of niet kan. Ook al lijkt het dat een puber zich weinig van zijn ouders aantrekt, hij neemt hun voorbeeld en argumenten wel degelijk mee en heeft hen nog steeds hard nodig.
Dat hij niet altijd dezelfde keuzes maakt als zijn ouders zouden doen, hoort ook bij het leerproces waarin de puber zijn eigen verantwoordelijkheidsgevoel ontwikkelt. Ouders mogen hem daarbij nog steeds wijzen op de richtlijnen die de Heere in Zijn Woord geeft. Dagelijks gebed om wijsheid, liefde en geduld in het voorleven van een kind is daarin onmisbaar.
Tips
Geef het goede voorbeeld.
Stel duidelijke regels en grenzen en leg deze uit.
Leer een kind zelf nadenken over zijn gedrag: Waarom kan dit wel of niet, denk je?
Wilt u reageren of hebt u vragen over opvoeding? Leg ze (anoniem) voor aan de pedagogen Mirjam Blom en Anja Helmink. Dat kan door de situatie en de (gezins)omstandigheden, liefst uitvoerig, te mailen naar: wijs@refdag.nl of te sturen naar: RD, t.a.v. redactie Wijs, Postbus 670, 7300 AR Apeldoorn.