Kerk & religie

Koningsdag

Jozua 24:15

Abraham van de Velden
27 April 2017 07:15Gewijzigd op 16 November 2020 10:24

„Aangaande mij en mijn huis, wij zullen de Heere dienen.”

„Uiterlijke heerlijkheden zijn het beste versiersel niet”, zegt de kerkvader Chrysostomus, „maar onze vrijmoedige en Godzalige wandel met God.” Het is niet het ambt van de overheid dat de leer versiert, maar de godvruchtigheid van degene die dat ambt bekleedt. Ja, zo veel te meer als de godzaligen in hoogheid zijn verheven, zo veel te meer versieren zij door hun wandel de heilige waarheid.

Zoals een kaars of licht veel meer zijn glans vertoont wanneer die op een verheven plaats staat dan wanneer die op de vloer staat, zo vertoont zich in zulke personen, als zij de godzaligheid betrachten, het sieraad van de leer heerlijker dan in degenen die van een eenvoudige en algemene staat en bediening zijn. Zij kunnen daarom door hun voorbeeld veel goed doen onder het volk, omdat dit altijd genegen is het voorbeeld van de regeerders na te volgen.

„Magnates magnetes”, zegt het spreekwoord, dat is: dat de groten het volk trekken om hun voorbeeld te volgen, zoals de magneet het ijzer naar zich trekt. Naar des konings wandel is ieders handel. „Is er een vorst die op leugentaal acht geeft”, zegt Salomo, „al zijn dienaars zijn goddeloos” (Spreuken 29:12). Als mannen met Jozua zeggen: „Aangaande mij en mijn huis, wij zullen de Heere dienen” (Jozua 24:15), dan is de stem van het volk ook: „Wij zullen ook de Heere dienen, want Hij is onze God.”

Abraham van de Velde,

predikant te Middelburg

(”Wonderen des Allerhoogsten”, 1669)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer