Kerk & religie

„Mens is meer dan alleen zijn brein”

Hoe meer er bekend wordt over onze hersenen, hoe minder wetenschappers geloven dat er zoiets bestaat als een ziel. ”Neuroscience and the Soul” reikt argumenten aan voor een doordacht tegengeluid.

Dr. G. A. van den Brink
25 April 2017 19:20Gewijzigd op 16 November 2020 10:24
Hoe meer er bekend wordt over onze hersenen, hoe minder wetenschappers geloven dat er zoiets bestaat als een ziel. beeld iStock
Hoe meer er bekend wordt over onze hersenen, hoe minder wetenschappers geloven dat er zoiets bestaat als een ziel. beeld iStock

De Nederlandse hersenwetenschapper Dick Swaab schreef een aantal jaren geleden zijn bestseller ”Wij zijn ons brein”. Hij betoogt dat het gedrag van mensen helemaal kan worden verklaard op grond van de natuurkundige en chemische reacties die in de hersenen plaatsvinden. Er is geen ziel, er is geen geest, er is geen ”ik”. De hersenwetenschap (”neuroscience”) heeft de ziel (”soul”) overbodig gemaakt.

De enorme vooruitgang in de natuurwetenschap heeft kennelijk niet alleen in technische zin veranderingen aangebracht. Ook ons godsbeeld, wereldbeeld en mensbeeld worden erdoor beïnvloed. ”Neuroscience and the Soul” gaat over het mensbeeld: is de mens meer dan materie? Heeft iedere mens een ziel die, los van het lichaam, kan voortbestaan? Of is de geest (”mind”) van de mens slechts een bijproduct van chemische processen?

De discussie is uitermate complex, omdat het onderwerp tal van terreinen raakt. Wie zich in het debat mengt, moet ten minste iets afweten van filosofie (zijnsleer en kennisleer), neurologie en natuurkunde. Toch is de kernvraag van het debat eenvoudig: bestaat de werkelijkheid uit één basiscomponent, of uit twee componenten?

De klassieke filosofie, de grote wereldgodsdiensten en ook onze intuïtie erkennen dat er naast stof of materie een tweede component is die fundamenteel niet tot materie kan worden herleid, namelijk geest. Ook de meeste hedendaagse theologen huldigen deze opvatting, die wordt aangeduid als dualisme.

Daartegenover staat de visie van de meeste moderne filosofen en van de meerderheid van de natuurwetenschappers. Zij stellen dat de werkelijkheid uiteindelijk slechts uit één component bestaat, een component die allereerst onderzoeksvoorwerp is van de natuurwetenschappen (fysica). Vandaar dat deze positie gewoonlijk fysicalisme wordt genoemd, of (met een oudere benaming) materialisme.

Volgens het fysicalisme zijn zelfbewustzijn, intenties en verlangens een bijproduct van natuurlijke processen. Men benoemt de relatie tussen fysieke en mentale gebeurtenissen gewoonlijk als emergentie of superveniëntie. Ongeveer zoals de verf op een doek een schilderij doet ontstaan, zo ontstaat de menselijke geest vanuit neurologische processen. Consequentie van deze visie is uiteraard dat een mens niet kan voortbestaan zonder hersenactiviteit. Er is dus geen leven na de dood. Evenmin kunnen er lichaamsloze personen (God, engelen, geesten) bestaan.

Persoonlijkheid

Er zijn enkele belangrijke impulsen ten gunste van het fysicalisme. Ten eerste is er het toenemende besef hoe afhankelijk ons mentale leven is van hersenactiviteit. Een hersentumor, een hersenbloeding, een operatie, dementie – veranderingen in de hersenen beïnvloeden onze persoonlijkheid op verregaande wijze.

Een tweede belangrijk bezwaar tegen het dualisme is dat de wisselwerking tussen geest en stof een raadsel is. Dat de ene fysieke gebeurtenis de andere fysieke gebeurtenis veroorzaakt, kunnen we begrijpen. Maar hoe kan er interactie zijn tussen een fysieke en een niet-fysieke component? Ondermijnt het dualisme niet elke verklarende kracht van de natuurwetenschap?

Een derde argument is dat een beroep op ziel of geest overbodig is. Ook zonder die concepten kunnen wij onze werkelijkheid doorgronden. Wat ze vroeger bezetenheid noemden, kunnen wij nu verklaren als epilepsie. Er is geen beroep op geesten meer nodig, en evenmin op de menselijke geest.

Hoewel het fysicalisme momenteel de dominerende opvatting is in filosofie en wetenschap, laat deze publicatie zien dat het gesprek beslist nog niet ten einde is. Integendeel, het boek geeft een goed overzicht van de diverse posities en van het levendige debat dat plaatsvindt. De betrokken schrijvers zijn allen christen, de meesten zijn filosoof of theoloog en een enkeling is hersenwetenschapper. Zij hebben in de achterliggende jaren elkaar met regelmaat ontmoet, en deze bundel is de neerslag van hun onderlinge gesprek.

Waarnemer

Duidelijk wordt dat het fysicalisme beslist niet zo overtuigend is als Swaab en anderen beweren. Willam Hasker en Eric LaRock wijzen erop dat er voor alle waarneming een waarnemer nodig is. Er moet een subject, een individu, een ”ik” bestaan. Zo’n ”ik” is volgens het fysicalisme echter niet mogelijk. Maar als er geen waarnemer is, is er geen waarneming, en zonder waarneming kan ook de natuurwetenschap niet bestaan.

J. P. Moreland gaat in op de vraag of een mentale handeling het resultaat kan zijn van fysische processen (”bottom-up causation”) en tegelijk zelf weer kan inwerken op die fysische processen (”top-down causation”). Volgens Moreland kunnen beide vormen van oorzaak niet tegelijk waar zijn. Als het fysicalisme ”bottom-up causation” aanvaardt, moet het ”top-down causation” afwijzen. Maar dan kan het fysicalisme geen gebruik meer maken van begrippen zoals intentie, verlangen, besluit, bedoeling, wens en mening (vormen van ”top-down causation”) om te verklaren waarom wij ons op een bepaalde manier gedragen.

Wie beweert dat mentale handelingen (bijvoorbeeld wilsbesluiten) geen veroorzakende kracht hebben, moet de vrije wil ontkennen, ontneemt elk mens zijn verantwoordelijkheid, en schiet uiteindelijk zichzelf in zijn voet. Als elke overtuiging niet door redenen wordt veroorzaakt maar door een bepaalde hersentoestand, geldt dat ook voor de overtuiging dat het fysicalisme correct is. Dan heeft het dus geen zin redenen voor deze overtuiging aan te dragen, aldus Richard Swinburne.

Niet iedereen kan dit boek zich eigen maken. Het besef dat capabele mensen het fysicalisme indringend bekritiseren, kan echter een steun in de rug zijn voor degenen die de vraag stellen of het christelijke wereldbeeld dat spreekt over ziel, God en geesten, wel houdbaar is. Al heb je zelf niet alle argumenten paraat, het helpt om te weten dat anderen ze wel kennen.


Neuroscience and the Soul: The Human Person in Philosophy, Science, and Theology, Thomas M. Crisp, Steven L. Porter & Gregg A. Ten Elshof (eds.); uitg. Eerdmans, Grand Rapids, 2016; ISBN 978 0 8028 7450 4; 284 blz.; $ 38,-

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer