Kerk & religie

Verdwenen Groninger kloosterleven

Ze is met Drenthe en Noord-Holland een van de minst kerkelijke provincies van Nederland. Toch bood Groningen ooit plaats aan 34 kloosters, gesticht door acht verschillende orden.

Reinald Molenaar
25 April 2017 11:14Gewijzigd op 16 November 2020 10:23
beeld Klooster Ter Apel
beeld Klooster Ter Apel

In het museum Klooster Ter Apel komt dit verhaal aan de orde in de tentoonstelling ”Middeleeuwse kloosters in Groningen”. Maar liefst acht rooms-katholieke kloosterorden leidden hier tussen de late twaalfde en de late zestiende eeuw een min of meer bloeiend bestaan.

De kloosters werden veelal gebouwd aan zee of bij een rivier en hun bewoners leefden van de landbouw of veeteelt. Elke orde had zich een eigen taak gesteld. Met de komst van de Reformatie –met als sleuteljaar 1594– verdwenen de kloosterorden uit Groningen. Soms vertrokken ze eerder, bijvoorbeeld om economische reden. In het roomse zuiden bestaan ze voort tot op de dag van vandaag.

Over welke orden hebben we het? Door wie werden ze opgericht? En waaraan waren ze te herkennen? Een overzicht.

Benedictijnen

De orde van de benedictijnen werd in 529 in het Italiaanse Monte Cassino gesticht door Benedictus van Nursia (ca. 480-ca. 547). Deze geestelijke leefde lange tijd als kluizenaar, maar wilde nadien orde scheppen in het kloosterleven van zijn dagen. Daarom schreef hij zijn kloosterregel, die al snel in heel Europa bekendheid kreeg.

Het leven van benedictijnen is beschouwend van aard. Dat wil zeggen dat het zwaartepunt van hun bezigheden bij de liturgische erediensten ligt. Verder wijden ze zich aan pastoraat en zending. Studie en onderwijs zijn belangrijke peilers van de orde. Ook hielden de benedictijnen zich bezig met het kopiëren van handschriften.

Benedictijnen dragen een zwarte pij met daaroverheen een zwart schouderkleed met capuchon. Om hun middel dragen ze een koord.

In Groningen leefden de benedictijnen tussen 1204 en 1594 in Feldwerd, Ten Boer, Thesinge, Rottum en Selwerd.

Augustijnen

In de vijfde eeuw stichtte kerkvader Augustinus (354-430) enkele kloosters in Noord-Afrika. Ruim vijf eeuwen later sloten grote groepen heremieten (kluizenaars) zich bij deze orde van augustijnen aan. In de Nederlanden kwam deze orde in de dertiende eeuw tot grote bloei.

Van de paus kregen de augustijnen de opdracht zich te vestigen in de steden en daar een biddend voorbeeld te zijn. Bezitloosheid moest een tegenwicht bieden aan het opkomende vroegkapitalisme. Als hoofdtaak had een augustijn de prediking en het afnemen van de biecht.

Augustijnen dragen zwarte of witte habijten, die grote overeenkomsten vertonen met die van de benedictijnen.

In Groningen leefden de augustijnen tussen 1328 en 1562 in Appingedam.

Cisterciënzers

De orde van de cisterciënzers ontstond in 1098 in het Franse Citeaux. Stichter is Robertus van Molesme, die zich vanuit het benedictijner klooster in Molesme met een aantal broeders had teruggetrokken in Citeaux om de regel van Benedictus strikter te kunnen volgen. Een leven in armoede en eenzaamheid was zijn ideaal, en hij stond een vereenvoudiging van de liturgie voor. In de middeleeuwen zetten cisterciënzers zich in voor de bestrijding van ketterijen en onzedelijkheid. Ook droegen ze voor een belangrijk deel bij aan het cultiveren van landbouwgrond. Cisterciënzers dragen verschillende pijen, vaak wit met zwart. In Ter Apel staat een pij tentoongesteld die bestaat uit een wit onderkleed met daaroverheen een zwarte mantel en een zwart schouderkleed. In Groningen leefden de cisterciënzers tussen 1192 en 1594 in Aduard, Menterwolde, Termunten, Midwolda, Sint Annen, Trimunt en Essen.

Johannieters

In Jeruzalem werd in 1099 de orde der johannieters gesticht door de zogeheten broederschap der hospitaalridders oftewel de johannieters. Het was in de periode van de kruistochten, en vooral het ridderschap stond op de voorgrond bij deze orde.

Ten tijde van de Reformatie splitste de orde en ontstond er een protestantse tak: de johannieters, en een rooms-katholieke: de Maltezer Orde. Koning Willem-Alexander is erecommandeur van de Nederlandse johannieters. Tot op de dag van vandaag houden beide ordes zich bezig met zieken-, ouderen- en gehandicaptenzorg.

Een vierkant kruis, verwijzend naar het kruis van Christus waarvoor de ridders streden, kenmerkt de pijen van de johannieters en maltezers. Johannieters droegen dit in het wit op een rood onderkleed met daarover een zwarte mantel en capuchon. Tegenwoordig dragen veel ridders alleen een zwarte mantel met daarop een wit kruis.

In Groningen leefden van 1284 tot 1618 (dus lang na de Reformatie) johannieters in Warffum, Oosterwierum, Wijtwerd, Goldhoorn en Oosterwijtwerd.

Premonstratenzers

Norbertus van Gennep (ca. 1080-1134) stichtte in Prémontré te Frankrijk in 1120 de orde van de premonstratenzers. De geestelijken van deze orde worden ook wel norbertijnen genoemd. Ze hangen de leer van Augustinus aan, en hechten aan een leven in gemeenschap en in armoede. Prediking, zielzorg en onderwijs staan centraal bij de premonstratenzers, die zich nooit voor de wereld hebben afgesloten zoals geestelijken in andere ordes gewend waren.

De kleding van de norbertijnen is veelal wit. Soms dragen ze er een zwarte mantel overheen.

In Groningen leefden ze van de elfde eeuw tot 1594 in Oldeklooster, Nijenklooster (een mannen- en een vrouwenklooster), Wittewierum, Palmar, Schildwolde en Kuzemer.

Franciscanen

Franciscus van Assisi (1181/1182-1226) richtte in 1209 in Italië de orde van de franciscanen op. Deze minderbroeders leefden in strikte armoede en weigerden geschenken aan te nemen of huizen in hun bezit te hebben. Daarmee waren zij de eerste bedelorde in de Katholieke Kerk.

Actieve prediking stond bij Franciscus voorop: nacht en dag, vooral in de steden.

De pij van een franciscaan is zwart en heeft een kort zwart schouderkleed met capuchon. Een koord om het middel is kenmerkend voor de pij van de franciscaan.

In de stad Groningen leefden franciscaner monniken en nonnen tussen 1243 en 1594. In Ten Hoorn leefde vanaf 1465 korte tijd een groep nonnen, die daar voor 1575 alweer verdween.

Dominicanen

Net als de franciscanen streefden ook de dominicanen absolute armoede na. Hun orde werd gesticht door Dominicus (ca. 1170-1221) in 1216 in het Franse Toulouse. Anders dan de franciscanen richtten de dominicanen zich op studie en op de bijscholing van andere geestelijken. Daarnaast stond bij deze geestelijken het koorgebed centraal.

Hun kleding is wit en zwart. Het witte onderkleed heeft een capuchon, net als het zwarte schouderkleed. Vaak dragen de dominicanen ook een zwarte mantel.

In Winsum, de stad Groningen en Reide leefden de dominicanen van 1276 tot uiterlijk 1594.

Kruisheren

Klooster Ter Apel is de thuisbasis van de kruisheren. Deze orde werd in 1248 in Hoei (in het huidige België) gesticht door Theodorus van Celles (1166-1236).

Theodorus riep mensen ertoe op om op kruistocht te gaan en vocht zelf tegen albigenzen in Zuid-Frankrijk. Later zette hij zich ook in voor zieken. De meeste kloosters van deze orde bevonden zich in de Nederlanden. Tegenwoordig is er nog een klooster van kruisheren in Sint-Agatha bij Cuijk. Hier wonen vijf bejaarde broeders.

Net als bij de johannieters kenmerkt een vierkant kruis de kleding van de kruisheren. Het is rood en wit, mogelijk een verwijzing naar het bloed en het water dat uit Christus’ zijde kwam na Zijn dood.

Naast Ter Apel (1465-1594) hadden ook Scharmer (1489-1596) en het Duitse Bentlage (1437-1803) een kruisherenklooster.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer